Alleen voor privé gebruik
deel 7 – 14 oktober 1906
Het gevoel van eigenwaarde van priesters vergiftigt de genade die zij geven. De ziel die om onnozele redenen niet te communie gaat, deelt vanwege Gods rechtvaardigheid in Jezus doodsangst, als Hij niet door zielen ontvangen wordt. Hoe het vagevuur niet te vergelijken is met deze smart en het vuur van Jezus.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf samen met het kindje Jezus. Op dat ogenblik wendde Hij zich tot een priester en zei: “Gevoel van eigenwaarde vergiftigt de genade in u en in anderen omdat dit vergif andere via uw werk zal gegeven worden. De ziel wordt snel gewaarschuwd als ze merkt dat wat u zegt en doet dient voor uw zelfbevestiging. Als het gebeurt ter zelfbevestiging bereikt de genade haar niet, maar dat niet alleen, die komt binnen samen met het vergif in u; en de schade die hierdoor ontstaat is dat zij in plaats van leven te krijgen de dood vinden”.
Nadien vervolgde Jezus: “Het is nodig om van alles ontledigd te worden om vervuld te worden met alles wat God is. Bovendien, als het Al in u leeft zult ge makkelijk kunnen geven aan wie bij u komen en het Al aan anderen geven. Daar komt bij dat ge door dit te doen iedereen tot uw beschikking hebt. Dientengevolge zal niemand u iets kunnen weigeren, zelfs niet kunnen inschatten wat ge getransformeerd zult hebben van menselijk in goddelijk, op een wijze die aangenaam is voor Degene die in u leeft”.
Hierna zag ik een ziel in het vagevuur die wegvluchtte toen ze ons zag en zich voor ons verborg. Haar schaamte was zo intens dat ze verpletterd werd door de vernedering. Ik was hierdoor zo verbaasd, toen Jezus opdat moment verdween. Toen ging ik naar toe en vroeg naar de rede van haar gedrag. Zij voelde zich echter zo beschaamd dat ze geen woord kon zeggen; en toen ik aandrong zei ze: “Juist de rechtvaardigheid van God heeft mijn voorhoofd het zegel van de verwarring gegeven en zo veel vrees voor zijn aanwezigheid dat ik niet anders kan dan Hem ontvluchten. Ik ga in tegen mijn eigen verlangen, want, terwijl ik verteerd wordt van verlangen naar Hem, overspoelt me de angst die mij van Hem weg doet vluchten.
Oh God, U te zien en van U weg te vluchten is zo'n onuitsprekelijke en dodelijke pijn. Maar ik heb deze angst verdiend, meer dan andere zielen. Omdat ik tijdens een toegewijd leven om onnozele redenen niet te communie ging. Tijdens beproevingen, uit angst en vanwege onbelangrijke dingen en tijden zelfs omdat ik naar mijn biechtvader ging om hem mijn zwakke argumenten te laten horen om niet te communie te gaan. Wat voor zielen van geen belang lijkt zal God streng beoordelen en dat bezorgt hun angst die boven vele andere uitgaat, omdat deze fouten rechtstreeks tegen de liefde ingaan.
Bovendien, Jezus Christus is het allerheiligste Sacrament. Hij brandt van liefde en Hij brandt van verlangen om zich aan de zielen te geven en Hij voelt zich voortdurend sterven. Voorts is het een belediging voor Hem, als de ziel Hem wel kan ontvangen, maar dat niet doet vanwege onbeduidende voorwendsels. Zij veroorzaken zo'n ongenoegen bij Hem dat Hij zich voelt stikken in zijn eigen liefde en Hij verbrandt. Bovendien, omdat Hij niemand vindt die zijn liefde wil ontvangen, niemand waarin Hij dit vuur kan milderen en bijna gedreven tot krankzinnigheid herhaalt Hij: “Er wordt geen rekening gehouden met de excessen van mijn liefde; nog sterker, zij worden vergeten. Zelfs degenen die zeggen dat zij mijn bruiden zijn, verlangen er niet naar Mij te ontvangen. Ik kan hen niet vertrouwen. Oh, Ik word niet bemind, en mijn liefde wordt op geen enkele wijze beantwoord. Om me te zuiveren van schuld heeft de Heer me laten delen in zijn pijn dat Hij niet door zielen ontvangen wordt. Dit is bovendien in zich een pijn en het vuur is onvergelijkbaar met die in het vagevuur”.
Hierna bevond ik me in mezelf, verbaasd en geschokt bij de gedachte aan de pijn van deze ziel en hoe we om onbelangrijke dingen de communie niet ontvangen.
deel 7 – 16 oktober 1906
Hoe iedere heilige een aparte en complete symfonie in de Hemel is, allen eindigend met de zelfde toon van de liefde. Wie de Heer het meest behaagt is degene die meer liefheeft, niet degene die meer doet.
Omdat ik wat volgt had weggelaten, droeg de gehoorzaamheid mij op om het er bij op te nemen. En dus bevond ik me buiten mezelf en het leek of er in de Hemel een bijzonder feest aan de gang was. Ik was uitgenodigd voor dit feest en het kwam me voor dat ik met de heiligen mee zong. Het was niet nodig iets in te studeren, omdat men voelt dat er iets ingestort wordt; en men wist hoe hetzelfde te doen als wat de anderen zongen of deden.
Het leek me dat ieder van de heiligen op zich een aparte muzikale toon teweeg bracht of eerder een apart muziekstuk; toch was alles in harmonie met elkaar. Sommigen zongen lofzangen, anderen bezongen de glorie, weer anderen dankliederen en anderen zegening; maar al deze tonen verenigden zich in één enkele toon en deze toon is de liefde. Het lijkt of één enkele stem al die stemmen verenigt en eindigt met het woord liefde.
Deze uitroep van liefde weerklinkt zo lieflijk en sterk dat alle andere stemmen verdwenen in deze liefdezang. Het leek of al de heiligen in extase raakten, nu eens in slaap gewiegd, dan weer ontwaakten, in een roes door deze uitroep of zang van liefde, zo verheven, zo harmonieus, zo prachtig dat allen in de Hemel er in werden opgenomen. Zij genoten zo te zeggen van nog een paradijs voor hen.
Maar wie waren de gelukkigen die het uitriepen en deze liefdetonen in alles lieten weerklinken en de gelegenheid schiepen voor zo veel geluk in de Hemel zelf? Dat waren degenen die de Heer het meeste lief hadden toen zij op aarde leefden. Zij waren het niet die grote dingen deden, boete en wonderen. Nee, nooit. Alleen de liefde gaat alles te boven en al het andere raakt op de achtergrond. Dus wie veel lief heeft, eerder dan wie veel doet, zal het meest aanvaardbaar zijn voor de Heer.
Het lijkt of ik nonsens uitkraam, maar wat kan ik doen? Gehoorzaamheid heeft daar een lans voor gebroken. Wie weet niet, dat de dingen van hierboven hier beneden niet gezegd kunnen worden? Om niet nog meer nonsens uit te kramen houd ik op.
deel 7 – 18 oktober 1906
Hoe Jezus in zijn hart de verborgen werken bewaart, die Hem meer waard zijn dan een miljoen zichtbare en publiek werken.
In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, de werken die Mij het meest behagen zijn de verborgen werken, omdat zij vrij zijn van het al te menselijke, zo veel waarde hebben, en zo kostbaar zijn dat Ik die binnenin mijn hart bewaar bij de meest waardevolle en buitengewone dingen. Als men een miljoen zichtbare en publieke werken zou kunnen vergelijken met één enkel innerlijk en verborgen werk, zouden die miljoen zichtbare werken in het niet vallen en niet opwegen tegen de innerlijke werken. Dat komt omdat er altijd iets al te menselijks zit in de zichtbare werken”.
deel 7 – 20 oktober 1906
Jezus klaagt over de verborgen ontheiliging door zijn priesters van zijn stenen tempels en zijn eigen lichaam.
Toen ik me buiten mezelf bevond, trof ik mezelf aan in een tempel waar veel mensen een heilige ceremonie bijwoonden. Op dat moment leek het alsof mensen, met toestemming van de autoriteiten, mochten binnen komen om de heilige plaats te ontwijden. Sommigen renden en sprongen overal rond, anderen oefenden geweld uit op de mensen die daar waren en sommigen sloegen de hand aan het heilig Sacrament en aan de priesters.
Terwijl ik dit gade sloeg huilde ik en smeekte de Heer: “Sta niet toe dat uw heilige tempels worden ontheiligd. Wie weet hoeveel kastijdingen U over uw schepselen moet laten neerkomen vanwege deze vreselijke zonden”.
Na deze woorden zei Jezus tot mij: “Mijn dochter, de reden voor al deze enorme beledigingen zit in de zonden van de priesters. Zonde is de oorzaak en de straf voor andere zonden. Op de eerste plaats ontheiligden ze op een verborgen wijze mijn heilige tempel, droegen heiligschennende missen op en in het toedienen van de sacramenten slopen onzuiverheden. Deze heiligschennissen worden begaan onder het mom van heiligheid en zij ontwijden niet alleen mijn tempels van steen maar mijn eigen Lichaam.
Dit alles dringt door tot de leken, want zij zien in de priesters niet het licht wat nodig is op hun weg. Daarom treffen leken bij priesters alleen duisternis aan en de leken raken zo in duisternis dat zij het prachtige licht van het geloof verliezen. Voorts kan men zonder dit licht hun ernstige ontsporingen niet ontwaren. Bid daarom voor de priesters dat zij licht mogen zijn voor de mensen en als het licht herboren wordt, kunnen de leken tot leven komen en hun dwalingen onderkennen. Als ze die zien zullen zij weigeren om deze ernstige uitspattingen te begaan die de oorzaak zullen zijn van grote kastijdingen”.
deel 7 – 23 oktober 1906
Jezus droefenis dat de meerderheid van de geestelijkheid hun mannelijk karakter verloren heeft.
In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus heel bedroefd, en wilde zijn smarten over mij uitstorten. Nadien zei Hij: “Mijn dochter, Over Mij wordt zoveel bitterheid uitgestort door schepselen dat Ik het niet allemaal kan opnemen. Daarom wilde Ik jou erin laten delen. In deze tijden wordt alles te vrouwelijk. Zelfs de geestelijkheid heeft haar mannelijk karakter verloren en heeft een vrouwelijke manier van doen. Het is moeilijker geworden om mannelijke priesters te vinden, omdat er een overvloed is aan te vrouwelijke priesters. Oh, wat is de mensheid in een erbarmelijke toestand geraakt!”
Na deze woorden verdween Hij. Ik zelf begreep de betekenis niet van wat Hij zei, maar de gehoorzaamheid wenste dat ik dit opschreef.
deel 7 – 25 oktober 1906
Voor wie genade krijgt is dat 't licht en de weg. Voor wie geen genade krijgt betekent 't duisternis en kastijding.
In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en het leek of enige mensen me wilden kruisigen. Terwijl ze mij uitstrekten op het kruis kon ik onze Heer binnenin mij zien. Terwijl Hij zich uitstrekte in mij strekte Hij zichzelf gelijktijdig samen met mij uit. Dus in mijn handen waren zijn handen en de spijkers doorboorden zowel mijn handen als de zijne. Bovendien leed Hij alles wat ik leed. Deze spijkers waren zo pijnlijk dat ik het gevoel had dat ik zou sterven. Toen gingen die mensen verder met het vastnagelen van mijn voeten. Waarna ik op dat ogenblik Jezus niet mét mij maar vóór mij zag. Mijn lijden werd getransformeerd in licht en boog zich in aanbidding voor onze Heer. Toen zei Hij: “Mijn dochter, voor degene die genade krijgt betekent dat licht de weg, voedsel, kracht en troost. Voor wie die niet krijgt is het geen licht. Als hem de weg onder zijn voeten ontbreekt, heeft hij geen kracht en volkomen in het duister wordt de weg veranderd in vuur en kastijding”.
deel 7 – 28 oktober 1906
Al wat licht is komt van God. De keuze om zich af te wenden van Gods licht geeft duisternis en brengt alleen kwaad voort.
Na de heilige Communie bevond ik me binnenin een groot licht. En in dit licht was Jezus zelf en Hij zei: “Mijn dochter, alles wat licht is is het mijne; niets behoort aan het schepsel. Het gaat als met iemand die zich bekleed ziet met de stralen van de zon. Deze persoon zou dom en dwaas zijn als hij het licht waarvan hij geniet zou willen toeschrijven aan zichzelf. Hij zou zich kunnen afwenden van het licht en zeggen: 'Ik wil in de schaduw lopen'. En dit zeggen zou genoeg zijn om in de schaduw te zijn. Dientengevolge kan de ziel zich afwenden van mijn licht maar, zij blijft in de duisternis en duisternis kan alleen kwaad voortbrengen”.
deel 7 – 31 oktober 1906
Geduld in het lijden betekent heersen, een groter rijk bekomen van genade, deugd en glorie.
In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus heel even en zei: “Mijn dochter, voor elk lijden dat de ziel verdraagt, krijgt ze meer zelfbeheersing. Dit komt omdat geduld in lijden heersen betekent. Bovendien, als ze zich beheerst, krijgt ze zelfs grotere zelf-controle naarmate ze meer lijdt. Daarom doet ze niets anders dan haar koninkrijk in de Hemel uitbreiden en intensiveren en zo verkrijgt ze onmetelijke rijkdom voor het eeuwig leven. Dus iedere keer als je meer lijdt moet je beseffen dat je een groter koninkrijk in je ziel krijgt. Dat wil zeggen, een rijk van genade overeenkomstig een rijk van deugd en glorie”.
deel 7 – 6 november 1906
Omdat Hij God was had Jezus geen geloof of hoop – alleen liefde. De ziel die leeft in de Goddelijke Wil heeft het doel van haar geloof al gevonden en zij bezit het voorwerp van haar hoop, dus verliest zij bijna twee deugden. Hoe de ziel van God ware en volmaakte berusting ontvangt wat het zegel is van voorbestemming en bezit.
Ik bad alsof ik dat samen deed met onze Heer en met zijn eigen intenties. Toen ik het credo bad zonder erbij na te denken wat ik zei, was dat een poging te bidden met Jezus geloof om zo eerherstel te geven voor zo veel ongeloof en voor allen de gave van het geloof te bekomen. Ik was hierin verdiept toen Jezus in mijn binnenste in beweging kwam en zei: “Mijn dochter, je hebt het mis. Ik had geloof noch hoop, omdat Ik zelf God was. Ik was alleen liefde”.
Toen ik het woord liefde hoorde, beviel 't mij zo om alleen lief te hebben dat ik, zorgeloos, nog eens met nonsens kwam: “Mijn Heer, ik zou zoals U willen zijn – alleen maar liefde en niets anders”. Toen vervolgde Jezus: “Dit is precies mijn bedoeling. Daarom spreek Ik dikwijls met je over volmaakte berusting. Want door in mijn Wil te leven krijgt de ziel de meest heldhaftige liefde. Zij slaagt erin Mij te beminnen met mijn eigen liefde en wordt één en al liefde en als ze één en al liefde wordt blijft ze voortdurend in contact met Mij.
In Mij, met Mij en voor Mij doet de ziel daarom alles wat Ik verlang. Bovendien doet of verlangt ze niets anders dan mijn Wil waarin al de liefde van de Eeuwige ligt besloten en waarin de ziel ook ingesloten is. Zo slaagt de ziel erin geloof en hoop bijna uit het oog te verliezen, omdat de ziel als ze in de Goddelijke Wil gaat leven niet langer het contact ervaart met geloof en hoop. Als ze in zijn Wil leeft, wat moet ze dan geloven als ze Hem gevonden heeft en Hem tot haar voedsel maakt? En wat moet ze hopen als ze Hem al bezit – als ze niet buiten maar in God leeft? Daarom is ware en volmaakte berusting het zegel van een zekere voorbestemming en van een stellig bezit van God dat de ziel verkrijgt. Heb 't begrepen? Laat dit goed tot je doordringen!”
Ik bleef erover denken en twijfelde en zei bij mezelf: “Misschien wil Hij me op de proef stellen om te zien wat ik doe, of om me een grotere kans te geven om meer nonsens uit te kramen, om me te laten zien waar mijn hoogmoed toe zal leiden. Toch denk ik dat het goed is om nonsens te verkopen want het dwingt Hem om iets te zeggen en men beleeft de vreugde zijn stem te horen waardoor men van dood naar leven terugkeert”.
Toen dacht ik: Wat voor geks kan ik nog meer zeggen? Dit dacht ik toen mijn gezegende Jezus weer in beweging kwam en Hij antwoordde: “Jij bent degene die Mij op de proef wil stellen, niet Ik! Houd op met te twijfelen aan mijn Waarheid!”
Ik voelde me verward en overwoog wat Jezus me gezegd had, maar wie kan het allemaal zeggen? Er zijn dingen die men niet kan uitleggen.
deel 7 – 9 november 1906
Hoe de ziel voedsel voor Jezus is en Jezus voedsel voor de ziel. Jezus beloont deze ziel met een nieuw leven van genade. Altijd mediteren over de passie behaagt Jezus en heeft Hij het liefst.
In mijn gebruikelijke toestand dacht ik over de passie van onze Heer. Terwijl ik dit deed kwam Hij vervolgens en zei: “Mijn dochter, wie altijd mediteert over mijn passie ervaart het en heeft medelijden met Mij. Dit behaagt Mij altijd, omdat Ik dan beloond word voor alles wat Ik leed in mijn passie. De ziel die altijd mediteert over mijn passie wordt steeds meer voedsel, waarin een variatie van kruiden en smaken die in haar verschillende effecten teweeg brengen.
Als zij me tijdens mijn passie vast bonden met kettingen en touwen, maakt deze ziel me los en geeft me vrijheid. In plaats van degenen die Me verachten, Me bespuugden en Me te schande maakten, waardeert ze Mij, verwijdert het spuug en brengt Mij eer. In plaats van degenen die Mij ontkleedden en Me geselden, geneest ze Mij en kleedt Me aan. In plaats van degenen die Me kroonden met doornen, Mij behandelden als een bespottelijke koning, mijn mond vulden met bittere gal en Mij kruisigden, kroont deze ziel Mij, mediterend over al mijn smarten, met glorie en eert Mij als haar koning. Zij verwijdert de spijkers uit het kruis en doet Mij verrijzen in haar hart. Iedere keer als de ziel dit alles doet geef Ik haar als beloning een nieuw leven van genade. Zo is die ziel mijn voedsel en Ik maak Mezelf voortdurend tot haar voedsel. Wat Ik het liefste heb is dat de ziel voortdurend en altijd mediteert over mijn passie”.
deel 7 – 12 november 1906
In de tijd geeft de ziel Jezus een verblijfplaats, en in de eeuwigheid geeft Hij een verblijfplaats aan de ziel.
In mijn gebruikelijke toestand zei ik de gezegende Jezus: “Oh, wat verlang ik ernaar U te hebben, om meer door U bemind te worden”. En in mijn binnenste zei Hij: “Ik heb je zo lief dat Ik je nooit verlaat en Ik verblijf onophoudelijk in jou”. En ik: “Dank U dat U zo welwillend bent om in mij te verblijven, maar ik ben niet zo tevreden; ik zou meer tevreden zijn en ik zou me veiliger voelen als ik in U kon verblijven”. En Hij: “Ach, mijn dochter, in de tijd geef jij Mij een verblijfplaats en in de eeuwigheid zal Ik die aan jou geven; en wees heel tevreden en wees er zeker van dat Degene die in jou woont de macht heeft om jouw woning te verdedigen en vrij te houden van elk gevaar”.
deel 7 – 14 november 1906
Het kruis rekt de grenzen op van het koninkrijk des Hemels.
Oh, hoeveel heb ik geleden omdat ik Jezus zo mis! Na lang wachten toonde Hij zich plotseling en zei: “Mijn dochter, als volmaakte berusting het zekere en stellige teken is van voorbestemming, dan rekt het kruis de grenzen op van het koninkrijk des Hemels”. Toen verdween Hij als een lichtflits.
deel 7 – 16 november 1906
Het verschil tussen zonden begaan door religieuzen en begaan door leken. Jezus vergelijkt het met de belediging van een koning door dorpelingen die bevrijd zijn door Hem uit de slavernij van andere koningen – ten koste van veel bloedvergieten – en nadien voor hen gezorgd heeft, vergeleken met degenen die niet bevrijd zijn.
Terwijl ik me buiten mezelf bevind, zag ik zo veel beledigingen begaan door priesters en leken en het grote verdriet dat de gezegende Jezus daarvan had. Toen zei ik verbaasd tegen Hem: “Mijn lieve leven, het is waar dat leken U beledigen. Niettemin toont U meer pijn en het meeste verdriet wanneer die toegewijden U beledigen dan de leken. Het komt me voor dat U één en al oog bent voor wat de eerst genoemden doen en U doet net of U niet ziet wat de leken doen”.
Toen zei Jezus: “Oh mijn dochter, jij kunt het verschil niet begrijpen tussen de beledigingen van religieuzen en die van leken en daarom ben je verbaasd. De religieuzen hebben verklaard dat ze Mij toebehoren, dat ze Me liefhebben en Me willen dienen. Bovendien heb Ik, op mijn beurt, hun de schatten van mijn genade toevertrouwd en aan sommigen zelfs mijn eigen sacramenten zoals in 't geval van mijn priesters.
Voorts doen de religieuzen 't voor de buitenwereld voorkomen dat ze Mij toe behoren, maar van binnen hebben ze zich van Mij verwijderd. Naar buiten toe ziet het er naar uit dat ze Me liefhebben, maar van binnen beledigen ze Me en gebruiken ze heilige dingen om hun begeerte te bevredigen. Dientengevolge houd Ik ze in de gaten omdat Ik niet wil dat ze mijn gaven en mijn genade verkwisten. Ondanks mijn zorg echter slagen zij er toch in mijn gaven te verwoesten, zelfs in die erg uiterlijke dingen waarmee zij Mij lijken te verheerlijken. Het is een zeer ernstige belediging en als je het kon begrijpen zou je direct sterven van pijn.
De leken daarentegen beweren van zichzelf dat ze Mij niet toebehoren, dat ze Mij niet kennen en ze willen Mij niet dienen. Dus op de eerste plaats is hun geest vrij van schijnheiligheid wat Mij het meest mishaagt. Omdat ze beweerd hebben dat ze Mij niet toebehoren kan Ik hun mijn gaven niet toevertrouwen. Daar komt nog bij dat hoewel genade hen zelfs stimuleert en met hen strijd voert, hun die niet wordt gegeven omdat zij die niet willen.
Op dezelfde manier overkomt het een koning die oorlog voert om de dorpen te bevrijden van slavernij onder andere koningen. Door gebruik van geweld en veel bloedvergieten slaagt de koning erin een groot deel van die dorpen te bevrijden. Anderzijds worden de dorpelingen verder onderworpen aan 't regime van de koning die in alles voorziet, zelfs geeft hij hun zo nodig onderdak in zijn eigen huis. Vertel me eens, wie zouden de koning het meeste mishagen als zij hem beledigen? Degenen die met hem leven of degenen die hij wil bevrijden maar die niet werden bevrijd?”
deel 7 – 18 november 1906
Werken zonder innerlijke geest en de juiste intentie missen de goddelijke substantie, zijn waardeloos en veroorzaken bij die persoon meer schade dan heil.
In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn gezegende Jezus als een schaduw en Hij zei: “Mijn dochter, als men de substantie van voedsel zou kunnen scheiden van het voedsel en iemand zou het eten, zou dit voedsel zonder substantie niets hebben. Sterker nog, het zou alleen dienen om de maag op te blazen. Zo ook zijn werken zonder innerlijke geest en de juiste intentie zonder goddelijke substantie; zij zijn niets waard. Zij dienen voorts alleen om de persoon op te blazen en veroorzaken bij hem meer schade dan heil”.
deel 7 – 20 november 1906
De gehoorzame ziel bezit de goddelijke kracht om alles in beweging te brengen en te beheersen, terwijl zij zelf onbeweeglijk blijft.
In mijn gebruikelijke toestand, vol bitterheid omdat ik mijn lieflijke Jezus voortdurend moest missen, zag ik Hem in een lichtflits en Hij zei: “Mijn dochter, gehoorzaamheid is een onbeweeglijke muur en de ziel wordt dit eveneens. Om echter onbeweeglijk te zijn is het noodzakelijk om sterk en robuust te zijn. Gehoorzaamheid geeft kracht aan de ziel zodanig dat alles erg zwak blijft totdat de gehoorzame ziel de goddelijke kracht bezit. Zo kan de gehoorzame ziel alles in beweging brengen en alles beheersen; maar zij kan door niets bewogen worden”. Na deze woorden verdween Hij.
deel 7 – 28 november 1906
Jezus wil dat Luisa altijd innig verenigd blijft met Hem. Omdat Hij God en mens is, bevat Jezus alles in zichzelf. Zelfs als anderen Hem niets geven ontvangt Jezus alles van Luisa als ze alleen werkt met de intentie en de instelling dat haar werk van Hem komt.
In mijn armzalige toestand zag ik mijn gezegende Jezus. Het leek alsof Hij alles van zichzelf in mij transformeerde zodanig dat als Hij ademde ik zijn adem in mij kon voelen. Als Hij zijn arm bewoog, kon ik zijn arm in de mijne voelen etc. Terwijl Hij dit deed zei Hij: “Mijn lieve dochter, zie je hoe innig verenigd Ik met jou leef? Zo wil Ik jou innig verenigd met Mij. Maar denk niet dat je dit alleen moet doen als je bidt of als je lijdt. Nee, eerder altijd en voor altijd. Als je beweegt, ademt, werkt, eet, slaapt – dit alles moet je doen alsof je het doet in mijn Mensheid, alsof al je werk uit Mij komt.
Op deze manier kan niets het jouwe zijn. Sterker, alles moet alleen in jou zijn als een bolster en als je deze bolster van je werk opent moet daar de vrucht van het goddelijk werk te vinden zijn. Zo moet je alles doen – en ten gunste van alle schepselen – alsof mijn Mensheid te midden van alle schepselen aanwezig is. Door alles te doen met de bedoeling leven van Mij te ontvangen, krijgen zelfs de onbeduidendste en kleine acten de verdiensten van mijn Mensheid. Als God en mens bevat Ik alles in Mijzelf. Dat wil zeggen, in mijn adem bevat Ik de adem van iedereen. In mijn beweging bevat Ik de beweging van iedereen. In mijn gedachten, de gedachten van allen. Dientengevolge werden allen verbeterd en geheiligd door Mij.
Welnu, als jij totaal werkt met de intentie en de instelling je werk van Mij te krijgen, zul je uiteindelijk alle schepselen in jezelf omhelzen en bevatten, Voorts zal je werk verspreid worden voor het heil van allen. Daarom zal Ik, zelfs ofschoon de anderen Mij niets geven, toch alles van jou ontvangen”.
Na deze woorden verdween Hij. Ik wilde deze dingen eigenlijk niet zeggen omdat ik, daar ze zo persoonlijk zijn, niet weet hoe die duidelijk te maken. Moge alles echter zijn voor de glorie van God.
deel 7 – 3 december 1906
Zoetheid (honing) en vrede (melk) zijn een teken van een geordende ziel, die druipt van melk en honing, wat God eer brengt.
Beroofd van mijn gezegende Jezus voelde ik me ongerust en ik ervaarde grote bitterheid. Oh, God, wat een pijn! Andere pijnen zijn vergeleken hiermee maar schaduwen en zelfs opluchting. Alleen deze angst U te moeten missen kan pijn genoemd worden. Terwijl ik dit zei, kwam Jezus uit mijn binnenste en zei: “Wat wil je? Kalmeer, kalmeer! Je hebt me hier en Ik ben niet alleen bij je, maar Ik ben in je. Daarom wil Ik je niet angstig zien. Alles moet zoetheid en vrede in je zijn. Zo kan men van jou zeggen wat van Mij wordt gezegd: Van Mij druipt niets dan melk en honing. De honing symboliseert zoetheid en de melk vrede. Dit druipt van mijn ogen, mijn mond en van al mijn werk. Als je de zwakste schaduw van een angstige en bittere geest toont, onteer je Degene die in je leeft.
Ik houd zo van deze zoetheid en vrede in de ziel dat Ik deze overgevoelige heftige en opgewonden manier van doen niet wil en niet accepteer. Ik wil en accepteer alleen die manier van doen die zoet en vredevol is, omdat zoetheid harten samen bindt. Dan kan Ik zeggen: 'In deze ziel is de vinger Gods'. Bovendien als deze rusteloze en felle manier van doen Mij mishaagt, dan mishaagt die de schepselen evengoed. Wie spreekt over en trakteert op dingen van God zonder zoetheid en vrede, geeft blijk dat hij zijn passie niet onder controle heeft. Bovendien kan iemand die zichzelf niet onder controle heeft, ook anderen niet onder controle houden. Dus als je Mij eer wil brengen, wees dan voorzichtig met alles wat geen zoetheid en vrede is”.
deel 7 – 6 december 1906
Jezus legt uit aan Luisa dat Hij, als ze Hem mist, werkelijk in haar is – dat Hij zich verbergt om te zien wat ze doet. Zelfs als Luisa tegenover Hem onvolmaakt handelt, handelt Jezus tegenover haar met een overvloed aan volmaaktheid.
Nog steeds in een toestand van diep gemis van mijn Jezus, zei ik in mijn binnenste: “Leven van mijn leven, waarom komt U niet? Hoe verhard is uw hart, dat u niet naar me luister! Waar blijven uw beloften? Waar is uw liefde als U me in de steek laat in de afgrond van mijn ellende? U beloofde me nooit te verlaten; U zei dat U me zo liefhad en nu? U zei zelf dat men aan standvastigheid kan zien of iemand waarlijk bemint; en als er geen standvastigheid is kun je geen conclusies trekken over hun liefde. Bovendien als U van mij standvastigheid wil waarom ontzegt U, die mijn leven zijt, het mij dan?”
Terwijl ik dit en andere nonsens zei kwam Jezus in mijn binnenste in beweging en mij ondersteunend met zijn arm zei Hij: “Ik ben in jou en Ik verberg Me om te zien wat jij doet. Ik heb je in niets tekort gedaan; noch in mijn beloften, noch in mijn liefde, noch in mijn standvastigheid. Daar komt bij, als jij je tegenover Mij onvolmaakt gedraagt, doe Ik alles tegenover jou met een overvloed van volmaaktheid”. Na deze woorden verdween Hij.
deel 7 – 15 december 1906
De Goddelijke Wil is het enige substantiële voedsel voor de ziel. Hoe die het geluk van de ziel uitmaakt en haar goddelijke – geen menselijke – overvloed schenkt.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, was ik meer dan ooit verbitterd door het gemis van Jezus. Toen, in een oogwenk, voelde ik me totaal opgenomen in de Wil van God. Bovendien begon ik me van binnen zo kalm te voelen dat ik mezelf niet meer voelde maar alleen de Goddelijke Wil. Ik werd er helemaal in opgenomen, zelfs als ik Jezus miste. Toen zei ik bij mezelf: “Wat een kracht, wat een verrukking, wat een aantrekkingskracht heeft deze Goddelijke Wil, dat die zelfs mezelf doet vergeten!”
Terwijl ik hierin opging, bewoog Jezus in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, oh, de Goddelijke Wil is het enige substantiële voedsel dat alle smaak en geur bevat die geschikt en passend zijn voor de ziel. Zij vindt daar haar uitgelezen voedsel en wordt kalm. Zij vindt het verlangde voedsel en wil langzaam eten zonder iets anders te wensen. Haar neigingen zoeken niet langer naar bevrediging omdat zij een middel hebben gevonden om bevredigd te worden. Haar wil heeft niets meer te wensen, omdat zij haar wil achter zich gelaten heeft die haar vroeger kwelde; en zij heeft de Goddelijke Wil gevonden die haar geluk uitmaakt. Ze heeft haar armoede verlaten en weelde gevonden – niet menselijk maar goddelijk.
Kortom, het hele innerlijk van de ziel vindt haar voedsel. Dat wil zeggen de activiteit van haar innerlijk houdt haar bezig en boeit haar. Terwijl de ziel hierin haar tevredenheid vindt, weet zij ook wat te doen en hoe voortdurend bij te leren om altijd nieuwe dingen te waarderen. De ziel groeit van minder kennis naar meer, van kleine dingen naar grotere. Van één aroma gaat zij naar meer verheven smaken; en er blijft altijd meer te ondervinden in deze sfeer van de Goddelijke Wil!”
deel 7 – 3 januari 1907
Als ze op zichzelf vertrouwt is de ziel angstig; vertrouwend op God vreest ze niets. Echt vertrouwen doet het goddelijk leven in de ziel groeien.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn gezegende Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, als de ziel angstig is, is het een teken dat zij veel vertrouwt op zichzelf. Sterker nog, als ze niets anders in zichzelf vindt dan zwakte en ellende is het natuurlijk en logisch dat ze bang is. Als de ziel daarentegen niets vreest, is dat een teken dat zij op God vertrouwt. Haar ellende en zwakheid verliezen zich in God en zij voelt zich bekleed met het goddelijk Wezen. Dientengevolge is het niet de ziel die werkt, maar God werkt in de ziel. En wat heeft ze dan te vrezen? Dus echt vertrouwen doet het goddelijk leven toenemen in de ziel”.
deel 7 – 5 januari 1907
Ware heiligheid betekent alles ontvangen wat kan gebeuren en alles wat ge kunt doen, als iets speciaals van de goddelijke liefde. De ziel beantwoordt deze specialiteit van de goddelijke liefde met haar eigen liefde en leeft een leven dat meer hemels is dan aards.
Nadat ik had gelezen hoe een ziel gewetensbezwaren had over alles en bang was dat alles een zonde was, dacht ik bij mezelf: “Wat ben ik oppervlakkig. Ik zou willen dat ik ook kon denken dat alles zonde is om zo aandachtiger te zijn en de Heer niet te beledigen”. Maar de gezegende Jezus zei toen Hij kwam: “Mijn dochter, dat is niet nodig. De ziel die zo denkt wordt afgehouden van het pad van de heiligheid. De enige ware heiligheid bestaat erin dat de ziel alles wat kan gebeuren en alles wat ze kan doen ontvangt als iets speciaals van de goddelijke liefde, zelfs als het iets onbelangrijks is – zoals b.v. aangenaam voedsel krijgen.
Een specialiteit van de liefde kan zijn iets om van te genieten, het idee dat Jezus zorgt voor een heerlijke smaak, omdat Hij de ziel zo liefheeft dat Hij haar vreugde schenkt zelfs in materiële dingen. Een specialiteit van de liefde kan ook iets vervelends zijn, het idee dat Hij haar zo lief heeft in dat ongenoegen dat Jezus wil dat de ziel gelijk is aan Hem in de versterving. Zo geeft Jezus zelf een munt aan de ziel opdat zij die aan Hem aanbiedt op dezelfde manier als Hij deed. Een specialiteit van goddelijke liefde kan zijn dat de ziel vernederd wordt, of geprezen; dat ze gezond is of ziek, dat ze arm is of rijk. Een specialiteit van de liefde kan zijn de adem, het zicht, de tong alles. Zoals alle dingen moet de ziel die ontvangen als een specialiteit van de goddelijke liefde. Daarom moet zij altijd weer terugkeren naar God als haar eigen bijzondere liefde. Zo moet de ziel de golf van Gods liefde ontvangen en op haar beurt moet zij God de golf van haar liefde geven. Oh, wat een heiligmakend bad geven deze golven van wederzijdse liefde! Het zuivert de ziel, heiligt haar en doet haar zo vooruitgaan, dat zij het zelfs niet merkt. Dientengevolge leeft deze ziel meer het leven van de Hemel dan van de aarde. Dit is wat ik van jou verlang... en niet de gedachte aan zonde”.
deel 7 – 10 januari 1907
Schepselen moeten zich niet hechten aan Gods gaven, maar die gebruiken om God meer lief te hebben – bereid zijn om deze gaven op te offeren vanwege dezelfde liefde.
In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus voor een korte tijd en zei: “Mijn dochter, de gehechtheid van schepselen aan hun eigen bevrediging is zodanig dat Ik genoodzaakt ben om mijn gaven bij Mij te houden. Dit komt omdat zij zich hechten aan mijn gaven in plaats van aan de Gever – zij verafgoden de gaven en beledigen de Gever. Dientengevolge zijn zij gretig als zij plezier vinden in mijn gaven. Als zij daarentegen geen vreugde voelen, doen zij niets.
Hun eigen bevrediging vormt een tweede leven in schepselen. Toch weten de stakkers niet waar ze de ware vreugde kunnen vinden en met moeite vinden ze de goddelijke vreugde zelfs in heilige dingen. Daarom moeten de schepselen als ze mijn gaven, genaden en gunsten krijgen, die niet toe-eigenen als hun eigen dingen en op deze manier hun eigen plezier bepalen. Zij moeten die echter op hun beurt beschouwen als gaven van de goddelijke vreugde en ze gebruiken om de Heer groots lief te hebben, bereid om die te offeren aan die zelfde liefde”.
deel 7 – 13 januari 1907
Jezus wilde alle vernederingen in zijn Mensheid ondergaan om de menselijke natuur te vernieuwen. Hij vraagt Luisa wat Hij nog meer had kunnen doen dan wat Hij deed.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, zag ik mijn gezegende Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, hoe diep heb Ik de zielen bemind. Kijk, de menselijke natuur was bedorven, vernederd en zonder hoop op glorie of verrijzenis. Dus wilde Ik alle vernederingen ondergaan in mijn Mensheid, vooral ontdaan worden van mijn kleren, gegeseld en gekastijd. Bovendien wilde Ik mijn vlees de geseling laten ondergaan, terwijl mijn Mensheid bijna vernietigd werd om de mensheid der schepselen te vernieuwen – om hen nieuw te maken, vol leven, vol eer en glorie in het eeuwig leven. Wat had Ik nog meer kunnen doen dan wat Ik deed?”
deel 7 – 20 januari 1907
Leven in de Goddelijke Wil is de grootste heiligheid die men na kan streven.
Na het lezen van de levens van de heiligen, die verlangen naar lijden of om klein te zijn, dacht ik bij mezelf: “Welke weg naar heiligheid zou het beste zijn voor mij om te kunnen navolgen?”
Niet in staat om dit te besluiten voelde ik me bedrukt. Om voorts vrij te zijn van deze gedachten en alleen te denken aan de liefde voor Jezus, zei ik bij mezelf: “Ik wil naar niets anders streven dan Hem alleen beminnen en volmaakt zijn Wil te vervullen”.
Terwijl ik verzonken was in deze gedachte zei mijn gezegende Jezus: “En Ik heb je hier lief in mijn Wil. Weet je niet dat als het tarwezaad niet onder de aarde begraven wordt en geheel sterft, het geen nieuw leven kan voortbrengen, en zich niet vermenigvuldigt? Hieruit volgt: omdat de ziel niet begraven wordt in mijn Wil en omdat ze niet helemaal sterft aan zichzelf door haar wil in te voegen in de Mijne, kan ze geen nieuw goddelijk leven voortbrengen samen met al de deugden van Christus – waarin ware heiligheid is vervat. Om deze reden moet mijn Wil het zegel zijn waarmee heel je innerlijk en je uiterlijk wordt bestempeld; en als alles in jou is vernieuwd zul je ware liefde vinden. Dit is het toppunt van heiligheid waarnaar het schepsel kan streven”.
deel 7 – 21 januari 1907
Wie voortdurend de ingesteldheid heeft om Jezus te beminnen, kan nooit een doorn zijn die Hem kwelt. Liever gezegd, zij zijn altijd bij Hem als een ondersteunende, troostende liefhebbende en kalmerende stimulans.
In mijn gebruikelijke toestand zei ik in mijn binnenste: “Heer, laat me U helemaal toebehoren, dat ik altijd, altijd met U samen mag zijn en dat ik nooit van U gescheiden wordt.
Als ik in U ben, maak me dan niet tot een doorn die U verbittert of dat ik U hinder of overstuur maak. Geef echter, dat ik een prikkel voor U ben om U te ondersteunen als U moe bent en benauwd – en om U te troosten als U bedroefd bent – om U blij te maken als U walgt van andere schepselen.
Toen ik dit zei, zei mijn gezegende Jezus: “Mijn dochter, wie voortdurend de instelling heeft Mij te beminnen is altijd bij Mij en kan nooit een doorn zijn die Mij kan doen walgen. Zij zijn eerder een stimulans die Mij ondersteunt, Me troost, Me liefkoost en Me kalmeert. Dit komt omdat ware liefde de kracht heeft om de persoon die wordt bemind gelukkig te maken.
Voorts zal iemand die Me altijd liefheeft Me nooit kunnen mishagen of Me doen walgen, want liefde neemt heel de persoon in beslag. Daar komt bij dat het schepsel dingetjes zou kunnen doen die Me mishagen, maar de ziel zelf merkt het niet – en de liefde heeft de taak haar te zuiveren, zodat Ik altijd mijn vreugde vind in haar”.
deel 7 – 25 januari 1907
Jezus verbergt zichzelf en zijn plannen voor Luisa, omdat zij door zijn verontwaardiging tot rust te brengen, zou voorkomen dat Hij zou doen wat Hij wilde doen.
Ik bracht mijn dagen door in bitterheid, door het bijna voortdurende gemis van de gezegende Jezus. Af en toe vertoonde Hij zich, als een lichtflits, voor even. Direct daarna verbergt Hij zich in mijn binnenste in diepe stilte en zo goed verborgen dat ik niet kan zien dat Hij daar verblijft. Waarna ik Hem, na zo lang wachten, weer zag – maar Hij was erg bitter en stil. Ik zei Hem: “Zeg me tenminste wat U zo veel doet lijden”.
Toen zei Hij met tegenzin en alleen om mij een plezier te doen: “Oh, mijn dochter, je besef niet wat er gaat gebeuren. Bovendien zou je, als Ik het je liet weten, mijn verontwaardiging tot rust brengen; en dan zou Ik niet doen wat Ik wilde doen. Dit alleen is de reden waarom ik zwijg.
Wees kalm als het gaat over hoe Ik in deze korte tijdspanne met je om ga. Houd moed, het zal heel bitter voor je zijn. Gedraag je als een groot atleet, steeds edelmoedig levend en stervend in mijn Wil, zelfs zonder een traan”.
Na deze woorden verborg Jezus zich zelfs nog dieper in mijn binnenste, liet me verbijsterd achter, niet in staat te huilen om het gemis.
Alleen uit gehoorzaamheid schrijf ik op dat ik, vanaf vóór de maand januari tot nu toe, mij continu buiten mezelf bevind. Misschien is dit enkel een droom; maar het komt me voor dat ik verlaten plaatsen zag, steden als woestijnen, hele straten zonder voetgangers en vele doden. Mijn ontzetting is zo groot dat ik versuft ben; en ik zou willen dat ik mijn goede Jezus zou kunnen nadoen en ook zwijgzaam en stil kon blijven.
De reden voor dit alles kan ik niet uitleggen. Jezus, mijn licht, heeft me niets gezegd en ik schrijf dit alleen op uit gehoorzaamheid.
Deo gratias (God zij dank)
deel 7 – 20 februari 1907
Wie Gods genade niet beantwoorden leven als roofvogels. Zij beroven, ontkennen en beledigen God.
Nog steeds voortdurend in stilte breng ik de dagen door in grote bitterheid. Het leek of mijn innerlijk door de bliksem getroffen was. Ik kon niet voor- of achteruit. Ik weet zelfs niet wat er is gebeurd in mijn binnenste en ik geloof dat het beter is te zwijgen dan te willen spreken. Toen mijn gezegende Jezus vanmorgen kwam zei Hij: “Mijn dochter, wie mijn genade niet beantwoordt leeft als een roofvogel. De ziel leeft zo van plunderingen. Zij steelt mijn genade, erkent Mij niet en tenslotte beledigt ze Mij”.
deel 7 – 2 maart 1907
Er is niets van groter waarde dan dat iemand uit vrije wil lijdt uit liefde tot God en zijn naaste. Hoe dit het lijden van alle anderen samen overtreft.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand ontdekte ik dat er in mijn stad een epidemie heerste – die op andere plaatsen veel dodelijke slachtoffers maakte – en ik vroeg onze Heer dat Hij me de gunst zou verlenen om slachtoffers te sparen en mij zou doen lijden in hun plaats. Toen ik dit gezegd had gaf Jezus me inderdaad lijden. Toen zei Hij me: “Mijn dochter, lang geleden zei Ik al dat de dood van één iemand nodig was om steden te redden. Dit was de waarheid maar werd in die tijd niet begrepen. In alle tijden was het daarom nodig dat één iemand lijdt voor het heil van de overigen. Om aanvaard te worden moet die zich vrijwillig aanbieden, enkel uit liefde tot God en zijn naasten. Dit lijden kan men niet gelijk stellen aan dat van alle anderen samen. Nog sterker, het overtreft alles en er is niets wat even waardevol is. Geloof je dat jouw lijden volmaakt is? Nee, het is niet volmaakt, maar als Ik het allemaal opschort, hoe zouden al die steden eindigen? Oh, wee hen, alles zou slechter worden”.
deel 7 – 13 maart 1907
Luisa smeekt Jezus dat haar mama als ze sterft niet naar het vagevuur gaat maar recht naar het Paradijs. Ze vraagt dat Hij haar, in plaats van haar mama, laat lijden en boete laat ondergaan die zij verschuldigd is.
Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand liet de lieflijke Jezus zich één dezer dagen aan mij zien. Hij liefkoosde me en kuste me. Intussen maakte Hij me duidelijk dat Hij, omdat mama erg ziek was, haar weg zou nemen. Dus zei ik Hem: “Mijn Heer, U wilt haar en ik geef haar aan U. Toch wil ik niet dat U haar wegneemt. Voor ik haar aan U geef, wil ik gecompenseerd worden voor wat ik U geef. En als beloning wil ik dat U haar recht naar het Paradijs laat gaan zonder vagevuur. Bovendien wil ik dit ten koste van mijn eigen pijn zodat ik lijd en boete doe in haar plaats”.
Toen zij de gezegende Jezus: “Mijn dochter, laat Me dat doen”. Ik ging door met vragen en smeken en zei: “Lieve Geliefde van mij, hoe zou ik mijn mama kunnen zien lijden in het vagevuur? Zij die vanwege mij zoveel heeft geleden en zoveel tranen heeft vergoten. Het is de zwaarte van de dankbaarheid die mij voortstuwt en dwingt. Doe wat U wilt in alle andere dingen; maar wat dit betreft geef ik niet toe. U zult me toch gelukkig maken en doen wat ik verlang, hè!” Waarop Hij antwoordde: “Mijn geliefde, wees niet zo lastig. Je bent onvermoeibaar en in je onvermoeibaarheid – en door zo veel te vragen – dwing je Mij om je je zin te geven”.
Dienovereenkomstig gaf Jezus me niet precies antwoord op alles wat ik Hem zei; en ik huilde als een kind. Ik bleef maar vragen en bood Hem – van minuut tot minuut, van uur tot uur – alles aan van zijn Passie en paste dit alles toe op de ziel van mijn mama opdat zij gezuiverd zou worden en mooier gemaakt. Op deze wijze zou zij verkrijgen wat ik voorstelde.
Mijn tranen drogend vervolgde Jezus: “Mijn geliefde, huil niet. Je weet dat Ik zo veel van je hou. Zou Ik je geen plezier kunnen doen. Kijk vanwege het voortdurend opdragen van mijn Passie, heb Ik niets verloren laten gaan van alles wat Ik leed om je mama goed te doen. Haar ziel is ondergedompeld gebleven in een onmetelijke zee; en deze onmetelijke zee, maakt haar schoon, verfraait haar, verrijkt haar en zet haar in het volle licht. Bovendien zal Ik je om je te verzekeren dat Ik je 'n plezier wil doen, verrassen, als ze sterft, met vuur waardoor je het gevoel krijgt dat je verbrandt”.
Hij liet me tevreden achter, maar niet overtuigd, omdat Jezus me in werkelijkheid niet had verzekerd dat Hij haar rechtstreeks in het Paradijs zou opnemen.
deel 7 – 9 mei 1907
Dood en vagevuur van Luisa's ouders.
Het is een maand geleden sinds ik heb geschreven. Met grote tegenzin en alleen uit gehoorzaamheid ga ik weer schrijven. Hoe bezwaard voel ik me! In gedachten zei ik tot Jezus: “Zie toch eens hoeveel ik U liefheb en hoe mijn liefde groeit, want alleen vanwege mijn liefde voor U onderwerp ik me aan dit zware offer. Hoe moeilijker het is des te beter kan ik U duidelijk maken dat ik U liefheb”. Ik herinner me alle gebeurtenissen bovendien niet goed. Ik zal alles vertellen wat er gebeurde vanaf het moment dat ik Jezus vroeg mijn mama recht naar de Hemel te laten gaan – zonder vagevuur. Ik ben echter een beetje verward in mijn hoofd.
Nadien, op 19 maart, het feest van St. Jozef – ik bevond me in mijn gebruikelijke toestand – ging mijn mama over naar het volgende leven, naar de eeuwigheid. Vervolgens liet de gezegende Jezus me zien hoe Hij haar wegnam en Hij zei: “Mijn dochter, de Schepper neemt zijn schepsel weg”. Op dat ogenblik voelde ik me verteerd van binnen en van buiten door zo'n intens vuur dat ik mijn ingewanden en mijn hele lichaam in brand voelde staan. Als ik iets at, veranderde dat in een inwendig vuur en ik werd gedwongen om over te geven zo gauw ik at. Dit vuur verteerde me, maar het hield me in leven. Oh, hoe goed begreep ik wat het verslindende vuur van het vagevuur is, dat leven schenkt en toch verteert. Het werkt als voedsel, water, dood en leven! Ondanks alles was ik gelukkig in deze toestand. Omdat ik echter niet gezien had waarheen Jezus mijn mama mee had genomen was mijn geluk niet volkomen. In mijn lijden vroeg ik me af wat het lijden van mijn mama was, of zij nog steeds in het vagevuur was.
In die dagen liet Jezus me niet alleen en toen ik Hem zag weende ik en zei: “Mijn zoete Liefde, waarheen hebt U haar meegenomen. Ik ben gelukkig dat U haar weggenomen hebt, maar als ze niet bij U is, kan ik dat niet verdragen. Ik zal blijven huilen tot U me antwoordt”.
Het leek of Jezus mijn huilen aangenaam vond. Hij droogde mijn tranen en zei: “Mijn dochter, wees niet bang. Wees kalm en als je gekalmeerd bent zal Ik je haar tonen. Je zult heel gelukkig zijn. Daar komt bij dat het vuur dat je voelt zal dienen als bewijs dat Ik je tevreden heb gesteld”. Toch bleef ik huilen, vooral als ik Hem zag. Dit kwam omdat ik van binnen voelde dat er iets ontbrak aan mijn mama's zaligheid. Voorts huilde ik zoveel dat mensen die op bezoek kwamen en me ze zagen huilen dachten dat ik weende omdat ik zo dol op haar was en dat ik haar verloren had. Bovendien ergerden ze zich bijna bij het idee dat ik me niet neerlegde bij Gods Wil terwijl ik er op dat zelfde moment meer dan ooit in zwom.
Ik nam echter geen toevlucht tot welke menselijke rechtbank dan ook, omdat zij alle onbetrouwbaar zijn maar alleen tot de goddelijke omdat die de waarheid is. Bovendien oordeelde Jezus me niet. Daarentegen had Hij medelijden met me en om me te steunen kwam Hij meer, maar gaf me daardoor meer gelegenheid om te schreien. Als Hij immers niet gekomen was zou ik ook niemand gehad hebben om bij te schreien om te bereiken wat ik wilde.
Na een aantal dagen kwam mijn goede Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, alsjeblief, laat je troosten. Ik wil je zeggen en laten zien waar je moeder is. Daar je, zelfs vóór en nadat Ik haar tot Me nam, voortdurend voor haar heil alles hebt opgedragen van mijn verdiensten, wat Ik deed en leed tijdens mijn leven, mag zij nu delen in alles wat mijn Mensheid deed en genoot. Mijn Godheid blijft niettemin nog steeds verborgen. Het vuur waardoor jij leed en je gebeden hebben gediend voor de bevrijding van je moeder van alle zintuiglijke pijn waar iedereen mee te maken krijgt. Dat komt omdat mijn rechtvaardigheid die door jou eerherstel kreeg dit nu niet van beiden hoefde te krijgen”.
Op dat moment kwam het mij voor dat ik mijn mama kon zien in een onmetelijkheid zonder grenzen. In deze onmetelijkheid waren er net zoveel vreugden en verrukkingen als er woorden gedachten, verzuchtingen, werken, lijden en hartkloppingen waren en alles wat de allerheiligste Mensheid van Jezus bevatte. Ik begreep ook dat de heilige Mensheid van Jezus een ander paradijs voor de zaligen is en dat iedereen, om het paradijs van de Godheid te kunnen binnengaan eerst door het paradijs van de Mensheid van Christus heen gaat.
Daar komt bij dat dit voor mijn moeder een zeer uitzonderlijk voorrecht was, voorbehouden aan slecht enkelen, dat zij het andere vagevuur niet heeft doorgemaakt. Ik begreep ook heel goed dat zij niet gekweld werd maar vreugdevol was. Haar geluk was echter niet volmaakt, maar gedeeltelijk. Toen ging mijn lijden twaalf dagen lang door, zo hevig dat ik op het punt stond te sterven. Toch kwam de gehoorzaamheid tussen beide om deze kleine dunne levensdraad die overbleef niet te laten breken. Toen keerde ik terug naar mijn natuurlijke toestand. Ik weet niet waarom de gehoorzaamheid tussen beide kwam om mij niet naar de Hemel te laten gaan.
Waarop mijn goede Jezus mij zei: “Mijn dochter, de zaligen in de Hemel geven Mij veel glorie door de volmaakte vereniging van hun wil met de mijne, omdat hun leven een weergave is van mijn Willen. Er is zoveel harmonie tussen hen en Mij dat hun adem, hun ademhaling, beweging, vreugde en alles wat hun zaligheid uitmaakt een effect is van mijn Wil.
Daarom verenigt de ziel die nog pelgrim is, zich zo met mijn Wil dat zij zich nooit van Mij losmaakt. Haar leven is van de Hemel en Ik krijg van haar dezelfde glorie die Ik krijg van de zaligen, Bovendien schep Ik meer vreugde en voldoening in haar. Wat de zaligen in de Hemel immers doen, doen zij zonder te offeren en met vreugde. De pelgrimzielen daarentegen doen alles als offer en al lijdend. Bovendien schep Ik veel welbehagen en vreugde in waar geofferd wordt. Door in mijn Wil te leven vormen de zaligen zelf samen met Mij zelfs één zelfde leven: en dus delen zij ook in de vreugde die Ik heb in de pelgrimziel”.
Ik herinner me een andere gelegenheid, toen ik bang was dat de toestand waarin ik me bevond het werk van de duivel was, dat de goede Jezus zei: “Mijn dochter, de duivel weet ook hoe hij moet spreken over deugden. Terwijl hij echter spreekt over een deugd laat hij tezelfdertijd in de ziel afkeer en haat achter voor diezelfde deugd. Op deze wijze ervaart de ziel tegenspraak in zichzelf en geen kracht om in praktijk te brengen wat goed is.
Als Ik spreek is daarentegen mijn Woord dat waarheid is, vol leven – en niet steriel maar vruchtbaar. Daarom beziel Ik, als Ik spreek, met liefde en deugd; en Ik breng deze zelfde deugd tot stand in de ziel. Dat komt omdat de Waarheid kracht is, licht en steun en een tweede natuur voor de ziel die zich laat leiden door de Waarheid”.
Laat nu tien dagen na de dood van mijn moeder mijn vader ernstig ziek worden. Daarop liet de Heer mij verstaan dat ook hij zou gaan sterven. Toen droeg ik dit al bij voorbaat op aan de Heer; en ik herhaalde alles wat ik voor mijn moeder had gedaan zodat ook mijn vader niet naar het vagevuur zou gaan.
De Heer toonde zich echter erg onwillig en luisterde niet naar me. Ik was erg bang ofschoon niet om de redding van mijn vader. Dat was omdat de goede Jezus me een plechtige belofte had gedaan, bijna vijftien jaar geleden, dat van al degenen die tot mijn familie behoorden niet één verloren zou gaan. Dientengevolge maakte ik me geen zorgen om zijn redding; maar ik was erg bang voor 't vagevuur. Ik wilde voortdurend met Hem praten, maar de goede Jezus kwam maar zelden. Alleen de dag na mijn vaders ziekte die veertien dagen duurde terwijl mijn vader stervende was, liet de gezegende Jezus zich zien – zeer welwillend en gekleed in 't wit alsof Hij klaar stond voor een feest. Waarop Hij zei: “Vandaag wacht ik op je vader. Om wille van jou echter zal Ik hem niet tegemoet treden als een rechter maar als een welwillende vader. Als zodanig zal Ik hem in mijn armen sluiten om hem te verwelkomen”. Ik drong aan vanwege het vagevuur maar Jezus besteedde geen aandacht aan mij en verdween.
Toen mijn vader gestorven was, voelde ik geen nieuw lijden zoals bij mijn moeders dood. Daarom begreep ik vervolgens dat mijn vader naar het vagevuur was gegaan. Ik bad en bad maar Jezus liet zich enkel zien in een flits zonder mij ergens tijd voor te geven. Daarop kon ik zelfs niet huilen omdat ik niemand had om bij uit te huilen want de enige die me kon horen huilen, ging mij uit de weg. Aanbiddelijk oordeel van God op zijn manier.
Na twee dagen van inwendige pijnen zag ik de gezegende Jezus. Toen ik Hem vroeg over mijn vader hoorde ik die achter Jezus' rug; en ik hoorde mijn vader om hulp vragen door tranen neergeveld. Op dat ogenblik echter verdwenen zij. Ik bleef achter met veel pijn in mijn ziel maar ik bad en bad.
Na zeven dagen zag ik mezelf terwijl ik buiten mezelf was, in een kerk waar veel zielen uit het vagevuur waren. Ik vroeg onze Heer om mijn vader tenminste zijn vagevuur te laten beleven binnen in die kerk. Ik kon nl. zien dat de zielen uit het vagevuur in de kerken voortdurend getroost werden door de gebeden en missen die in die kerken worden opgedragen en zelfs nog meer door de werkelijke aanwezigheid van Jezus in het H. Sacrament die voor hen een voortdurende troost is. Op dat ogenblik zag ik mijn vader die een eerbiedig voorkomen had en onze Heer plaatste hem naast het tabernakel. Bij het zien hiervan werd de pijn in mijn hart minder.
Ik herinner me vaag dat Jezus me de volgende dag de kostbaarheid van het lijden deed verstaan en ik vroeg Hem iedereen duidelijk te maken wat een groot goed er in het lijden huist. Toen zei Hij: “Mijn dochter, het kruis is een vrucht die aan de buitenkant vol doornen en scherpte zit. Neem echter de doornen en de schil weg dan zit er binnenin een kostelijke en uitzonderlijke vrucht die alleen hij kan ontdekken die het geduld heeft om het leed van de doornen te verdragen. Zij alleen kunnen het geheim van dit wonder en de smaak van deze vrucht ontdekken. Wie die heeft genomen en dit geheim heeft ontdekt zal dit liefdevol en begerig bewaren en deze vrucht zoeken zonder te letten op de doornen. Al de anderen kijken naar deze vrucht met minachting en versmaden die”.
Ik zei tot Jezus: “Mijn lieve Heer, wat is het geheim van de vrucht van het kruis?” En Hij: “Het geheim van de eeuwige zaligheid in deze vrucht van het kruis zit in de vele munten die dienen om de Hemel binnen te komen. De ziel maakt zichzelf met deze munten rijk en eeuwig gezegend”.
Al het andere wat ik me herinner is heel vaag en ik voel me zo ongeordend in mijn brein. Daarom ga ik verder.
deel 7 – 30 mei 1907
Gebed is een enkelvoudig punt zodat men als men voor zichzelf bidt, bidt voor iedereen.
In mijn gebruikelijke toestand zag ik even mijn gezegende Jezus. Ik bad tot Hem voor mezelf en voor de anderen. Ik had er echter wat moeite mee wat ongebruikelijk is omdat ik dacht dat ik niet zoveel zou kunnen verkrijgen als ik alleen voor mezelf bad.
Toen zei de goede Jezus: “Mijn dochter, gebed is één enkel punt. Bovendien kan het alle andere punten verzamelen omdat het slechts één punt is. Dus kan men veel bereiken als men alleen voor zichzelf bidt en men kan net zo veel bereiken als men voor anderen bidt. Het resultaat is één”.
Einde deel 7