Alleen voor privé gebruik

 
J.M.J.

 
30 januari  1906


De ziel moet volharden in het goede en zich schikken naar Gods bedoelingen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, het is noodzakelijk voor de ziel om te volharden in het goede en zich te schikken naar Gods bedoelingen. God is rechtvaardig, heilig en barmhartig; in Hem ligt alles besloten. Bovendien is dat niet voor een enkele dag maar voor altijd. De ziel moet niet de ene dag geduldig, nederig en gehoorzaam zijn en de andere dag ongeduldig, hoogmoedig of wispelturig, want dit zijn onstabiele deugden, zonder zelfbeheersing. Het is een mengsel van zwart en wit licht en duisternis, totale verwarring en wanorde. Dit zijn niet de wegen van de Schepper.

In deze zielen woeden constant conflicten die hun hartstochten voortdurend voeden en in leven houden. Deze hartstochten overwinnen uiteindelijk. Dat komt door de duivels, de schepselen zelf en door diezelfde deugden die verworden tot verwarring en walging. Daar komt nog bij, als deze zielen worden gered – oh, wat zal het vagevuur nog veel werk met hen hebben. Anderzijds brengt de volhardende ziel zichzelf tot vrede, omdat volharding het zwaard is waarvoor alles vlucht. Het is een keten die alle deugden vast bindt, alle hartstochten verwondt en alles in de ziel herordent en zo haar wegen parallel maakt aan die van de Schepper. Dan valt er voor het vagevuur niet meer te werken aan deze ziel. Volharding heeft immers alles geordend en haar wegen samen laten vallen met de wegen van de Schepper”.


deel 7 – 9 februari  1906

Vereniging van onze werken met die van Jezus is een waarborg voor 't heil.

In mijn gebruikelijke toestand, zag ik mijn gezegende Jezus als in een flits; maar Hij was zo bedroefd omdat Hij op 't punt stond de aarde te kastijden. Waarop ik zei: “Gezien de toestand waarin U zich bevindt, hoe zou iemand kunnen ontsnappen aan uw toorn en redding vinden?”
Toen veranderde zijn voorkomen en Jezus zei: “Mijn dochter, de vereniging van menselijke werken met die van Mij is een waarborg voor 't heil. Als twee mensen immers op het zelfde veld werken, zullen zij door samen te werken oogsten. Hun werken verenigen met de mijne is hetzelfde als samen werken op mijn veld en dientengevolge zullen zij de vruchten plukken in mijn Koninkrijk”.


deel 7 – 12 februari  1906

De deugden stellen de zielen in staat een muur te bouwen van verschillende en een bepaalde hoogte. De muur echter van een ziel die in de Goddelijke Wil leeft is onbegrensd en de deugden van de ziel vormen daarvoor een kroon.
In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me erg bedrukt vanwege de ontbering van mijn gezegende Jezus. Toen kwam Hij en zei: “Mijn dochter, alle deugden van een schepsel vormen een muur van verschillende en een bepaalde hoogte. De muur van de ziel echter, die leeft in de Goddelijke Wil is zo hoog en diep dat niemand de grenzen ervan kan kennen. Het is 'n muur van puur, massief goud. Die kan niet onderhevig zijn aan een ramp, omdat in de Goddelijke Wil – d.w.z. in God – Godzelf die zal behoeden; en geen macht kan zegevieren over God.

De ziel die in de Goddelijke Wil leeft wordt getooid met een licht gelijk aan dat van God die in haar leeft. Bovendien zal zij in de Hemel meer licht uitstralen dan de anderen en aanleiding zijn voor grote glorie voor de heiligen.

Oh, mijn lieve dochter, bedenk toch wat een sfeer van vrede en heil rond de woorden 'Wil van God' hangt. De ziel die als enige gedachte heeft in deze sfeer te willen leven, ervaart al een verandering. Een goddelijke atmosfeer omgeeft haar; dan ervaart ze hoe ze haar mensheid verliest en zij voelt zich vergoddelijkt. Als ze ongeduldig is zal ze geduldig worden. Als ze hoogmoedig is, zal ze nederig worden, volgzaam, beminnelijk en gehoorzaam. Kortom, van arm zal ze rijk worden en alle deugden zullen zich ontwikkelen tot een kroon voor die muur, zo hoog dat die onbegrensd is. Daarom raakt de ziel verloren in God, verliest haar eigen grenzen en krijgt die van de Goddelijke Wil”.


deel 7 – 23 februari  1906

Jezus werd totaal genageld aan de Wil van zijn Vader, omdat de kruisiging zijn Vaders Wil was. Hoe Jezus zijn Wil helemaal wilde verliezen om totaal te leven in die van zijn Vader om eerherstel te brengen en de afgoden van het schepsel neer te halen.

Vanmorgen overwoog ik hoe onze Heer aan het kruis genageld werd. Terwijl ik medelijden met Hem had zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, niet alleen mijn handen en voeten werden aan het kruis genageld, maar ook alles van mijn Mensheid, mijn ziel en mijn Godheid. Alles werd genageld aan de Wil van mijn Vader, omdat de kruisiging mijn Vaders Wil was. Bovendien was dit noodzakelijk immers – zonde is zich onttrekken aan de Wil van God, aan alles wat goed en heilig is en door God gegeven; en in zichzelf geloven is één en na verloop van tijd de Schepper beledigen is dat het volgende? Dus om eerherstel te geven voor zulk een vermetelheid en om deze afgod die het schepsel van zichzelf maakt, af te breken, wilde Ik mijn Wil helemaal afstaan en leven van de Wil van de Vader – met als prijs een groot offer”.


deel 7 – 28 februari  1906

De hoogste eer die een schepsel God kan brengen is totaal afhankelijk te zijn van Gods Wil; dan deelt God hem zijn genade mee. Hoe dit gebeurt.

Vanmorgen kwam mijn gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, de hoogste eer die een schepsel God als zijn Schepper kan brengen is helemaal te vertrouwen op Gods Goddelijke Wil. Dan schenkt God als Hij ziet hoe het schepsel zijn plicht doet, hem zijn genade”.

Terwijl Hij dit zei straalde de gezegende Jezus een licht uit, wat me deed begrijpen hoe zijn genade wordt meegedeeld. Bovendien begreep ik het volgende: Bijvoorbeeld, de ziel voelt zich tot niets teruggebracht. Zij ziet haar nietigheid, haar ellende, zelfs niet in staat ook maar iets goeds te doen. Dan schenkt God in deze toestand aan de ziel zijn genade en de genade van de waarheid. Bovendien ziet de ziel zichzelf in alles zoals ze werkelijk is, zonder zichzelf te misleiden en met grote helderheid. Dan deelt God – die van nature eeuwige waarheid is en die niet kan bedriegen of bedrogen worden – deze kennis mee aan de ziel; en de ziel wordt door genade wat God van nature is. Dat wil zeggen, de ziel ervaart minachting voor aardse dingen, ziet daarin onbestendigheid en vergankelijkheid, valsheid en verdorvenheid – wat allemaal verdient veracht te worden.
In deze toestand schenkt God de ziel de genade van echte liefde, eeuwige liefde. Hij deelt haar zo zijn schoonheid mee dat Hij de liefhebbende ziel betovert en die wordt vol liefde en vol van Gods schoonheid. Vandaar dat God eeuwige liefde is van nature en de ziel door genade.

Het is niet mogelijk de vele goddelijke eigenschappen te overlopen; ik kan die niet alle behandelen, omdat dat te ver zou voeren. Ik voeg er echter wel aan toe dat genade de ziel bewerkt en haar aanspoort. Bovendien, als de ziel deze waarheden kauwt en ze tot haar voedsel maakt, dan deelt de genade zich mee en neemt haar in bezit. Dat is de reden waarom niet alle zielen deze uitwerking beleven omdat deze waarheden door hun brein schieten als een bliksemflits.

deel 7 – 4 maart  1906

Luisa vraagt zich af of zij in die toestand van slachtofferschap moet blijven. Jezus amuseert zich met zijn antwoord voor haar.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zei ik bij mezelf: “Heer, maak nu uw Wil duidelijk – of ik wel of niet in deze toestand moet blijven. Wat hebt U te verliezen als U ja of nee zegt”.
Terwijl ik dit zei, liet de gezegende Jezus zich horen in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, Ik wil ook dat je deze toestand van slachtofferschap verlaat. Maar...  oh, arm kind, als je dat doet...  !” Waarop ik zei: “Vertelt U mij eerst deze toestand te verlaten, en dan weer dat ik het niet moet doen?” Toen zei Jezus: “Ik zal het je uitleggen. Dwing jezelf, pak je zelf hard aan, zelfs als Ik het niet zou doen. Want een dochter die altijd bij haar vader is moet haar vaders temperament kennen. Ze moet het moment kennen, de oorzaak. Ze moet alles zeer goed overwegen; en zo nodig moet ze haar vader ontraden haar die opdracht te geven”. Toen antwoordde ik: “Ik deed het niet omdat de gehoorzaamheid het niet toeliet”. Toen zei Jezus zonder me tijd te geven om te antwoorden: “Als je toestemming wordt gegeven... arme biechtvader als hij die geeft...  !” Ik antwoordde: “Heer, het lijkt of U me op de proef stelt en verwarring wil scheppen, zo erg dat ik in de war raak en niet weet wat te doen”. Jezus antwoordde: “Ik amuseerde Me alleen maar en speelde met je. Vermaken echtgenoten zich niet met elkaar? Kan Ik datzelfde niet doen met jou?”


deel 7 – 5 maart  1906

Toen Jezus zag hoe iemand zelfmoord pleegde, liet Hij Luisa delen in zijn bitterheid. Hoe Jezus leed onder de doornenkroon vanwege de menselijke hoogmoed – de moordenaar van lichaam en ziel van het schepsel.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand bevond ik me plotseling buiten mezelf en dicht bij mijn gezegende Jezus die ik zag als een jong kind dat buitengewoon bedroefd was. Toen zei ik tegen Hem: “Mijn geliefde, zeg me toch eens: Waarom hebt U zo'n verdriet? Wat kan ik doen om U te troosten”? Direct boog het Kindje Jezus voorover om te bidden met zijn gezicht de grond rakend en smeekte dat ik zou zien wat zijn Wil was. Desondanks begreep ik echter helemaal niets. Ik tilde zijn gezichtje op en kuste het verschillende keren.
Toen zei ik: “Mijn liefste, ik begrijp U helemaal niet. Wilt U dat ik de kruisiging onderga?” Hij antwoordde: “Nee” Hij nam mijn arm vast en begon de mouw van mijn trui op te rollen, en ik zei: “Wilt U mijn arm bloot zien? Het staat me tegen, maar uit liefde voor U is het goed”.

Plotseling zag ik een man hier uit de stad die, bevangen door wanhoop en gebrek aan eigenwaarde, zelfmoord pleegde. Toen zei het Kindje Jezus: “Ik kan zoveel bitterheid niet verwerken; neem jij jouw deel ervan”. Waarna hij een beetje van zijn bitterheid in mijn mond liet vloeien. Toen begon ik naar die man te rennen om hem te helpen berouw te hebben van zijn slechte daad, maar toen zag ik hoe de duivels hem wegleidden en hem op het vuur legden en hem telkens omkeerden alsof ze hem roosterden. Twee keer slaagde ik erin hem te bevrijden en toen bevond ik me weer in mezelf en smeekte Jezus barmhartig te zijn voor die ongelukkige ziel.
De gezegende Jezus keerde terug met zijn doornenkroon die zo hevig in zijn hoofd gedrongen was dat de doornen door drongen tot in zijn mond, Hij zei me: “Oh, mijn dochter, velen geloven niet dat de doornen zelfs door drongen tot binnen in mijn mond, maar Ik wilde dit verdragen vanwege de menselijke hoogmoed. Ik wilde het ondergaan omdat de menselijke hoogmoed zulk een ernstige zonde is dat die het leven van God in de ziel belemmert en de ziel verwondt. Het schepsel is echter niet voldaan. Zijn hoogmoed gaat zo ver dat het schepsel zijn gevoel van eigenwaarde verliest en lichaam en ziel ombrengt”. Dit alles heb ik genoteerd vanuit de gehoorzaamheid. Na dit gelezen te hebben bevestigde mijn biechtvader dat een man vanmorgen zelfmoord gepleegd had.


deel 7 – 9 maart  1906

Zielen uit het vagevuur, gezonden om de naties te helpen waar rampen zouden kunnen gebeuren, omdat de mensheid leeft zonder God.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn gezegende Jezus en veel zielen van het vagevuur. Deze werden door Jezus gestuurd om de naties te helpen waar het leek of er veel rampen zouden gebeuren; rampen als besmettelijke ziekten, aardbevingen en moorden, omdat de mens – die zichzelf beu is en het leven zonder God – geen kracht meer voelt om te blijven leven.


deel 7 – 13 maart  1906

Vergelijking: onderdompeling in de zee en leven in de Goddelijke Wil. Wederkerige behoeften van Luisa en Jezus.

Vanmorgen, was mijn gezegende Jezus nog niet gekomen en ik zei bij mezelf: “Heer, ziet U niet hoe het leven uit mij wegvloeit? Ik mis U zo erg dat ik voel hoe mijn wezen wordt vernietigd als U er niet bent. Oh, weiger me toch niet wat absoluut noodzakelijk is voor mij. Ik vraag U geen kussen, liefkozingen of gunsten, maar alleen wat noodzakelijk is”.

Terwijl ik dit zei voelde ik me opgenomen in Jezus. Mijn hele wezen verloor zich in Hem, en ik kon niets anders zien dan wat Jezus me wilde laten zien. Ik voelde me zo gelukkig terwijl al mijn vermogens tot rust kwamen en kalm waren – zoals iemand die in de diepten van de zee alleen water ziet, als hij iets wil zien. Als hij wil spreken zal het water het hem beletten, omdat het zelfs binnendringt in zijn ingewanden. Als hij wil horen zal hij alleen het ruisen van het water horen dat in zijn oren loopt. Er is echter één verschil: In de zee loopt ge gevaar uw leven te verliezen en voelt men zich niet gelukkig. In God daarentegen krijgt men goddelijke leven en geluk.

Toen zei mijn gezegende Jezus: “Mijn dochter, als je niet zonder Mij kunt en Ik zo noodzakelijk ben voor jou, is dat een teken dat jij ook noodzakelijk bent voor mijn liefde. Dat komt omdat als iemand een ander nodig heeft, dat een teken is dat die ander die persoon ook nodig heeft. Daarom weet ik wanneer Ik moet komen; Ik weet wanneer je Mij nodig hebt. Ik zie hoe intens je behoefte aan Mij is. Ik zie jouw behoefte aan Mij. Terwijl jouw behoefte toeneemt, groeit bovendien diezelfde behoefte in Mij; en Ik zeg tot Mezelf: 'Ik ga naar haar toe om mijn liefde tot rust te brengen'...  daarom kom Ik”.


deel 7 – 17 april  1906

God zal de elementen inschakelen tegen de mens omdat de mens niet wil ophouden met zondigen.

Ik voelde me vanmorgen slecht omdat ik buiten mezelf was en ik kon niets anders zien dan vuur. Het leek of de aarde zich had geopend en steden, bergen en mensen dreigde te verzwelgen. Het leek of de Heer de aarde wilde vernietigen. Op een speciale wijze kon ik drie verschillende plaatsen zien, ver van elkaar af. Eén van deze drie plaatsen was in Italië en daar zag ik drie punten. Zij leken op de krater van drie vulkanen waaruit vuur kwam om de steden met de grond gelijk te maken. Op andere plaatsen opende zich de aarde en werden vreselijke aardbevingen gevoeld.

Ik kon er niet uit op maken of dit nú gebeurde of dat deze rampen zich voltrokken in de toekomst. Wat een verwoesting overal! En de hoofdoorzaak van dit alles is de zonde. De mens wil zich niet overgeven. Het lijkt of hij zich verzet tegen God, en God zelf zal de elementen als wapens inzetten tegen de mens – water, vuur, wind en zo veel andere dingen die de dood van tallozen zal veroorzaken.

Wat een opschudding! Terwijl ik deze angstaanjagende en pijnlijke taferelen gadesloeg had ik welke pijn dan ook willen ondergaan om de Heer te behagen. Toen verscheen Jezus, maar wie kan beschrijven hoe? Ik zei iets om Hem te kalmeren maar Hij schonk niet direct aandacht aan mij. Nadien zei Hij: “Mijn dochter, Ik vind nergens rust in mijn schepping. Laat me alsjeblieft rusten in jou. Jij rust in Mij en wees kalm”.
deel 7 – 25 april  1906

Jezus geeft al zijn lijden en alles van zichzelf aan Luisa. Luisa gebruikt dit om de kastijdingen tegen te houden die Jezus wil zenden.

In mijn gebruikelijke toestand kon ik zien hoe mijn gezegende Jezus binnenin mij heel verdrietig was en de kruisiging onderging. Daar ik met Hem mee leed zei Hij: “Mijn dochter, alles is van jou. Mijn lijden en alles van Mij”. Later zei Jezus: “Mijn dochter, wat doen de schepselen! Wat dorsten zij naar zonde en bloed! Daarom wil Ik niets anders doen dan vuur spugen op de aarde en zo alles verbranden”. Na deze woorden voelde ik Jezus binnenin mij alsof ik Hem had vastgebonden en Hij herhaalde telkens weer: “Laat me begaan, want Ik kan het niet binnen houden”. En ik: “Ik wil het niet Heer; ik wil het niet”. Terwijl ik dit zei, voelde ik mijn hart breken van tederheid bij het zien van Jezus minzaamheid ten opzichte van een zondige ziel zoals ik. Toen begreep ik zo vele dingen over de goddelijke goedheid, maar ik weet niet hoe ik het juist uit moet leggen.


deel 7 – 26 april  1906

Jezus heeft het liefste dat Luisa met Hem in vrede leeft, en niet bedroefd vanwege anderen die haar kastijdingen toonden. Een priester geeft een preek over kastijdingen; en Luisa ontdekt na de beschrijving van 'een hart dat namens allen liefheeft' dat de priester Jezus zou kunnen zijn.

In mijn gebruikelijke toestand kon ik horen hoe er mensen rond mijn bed waren. Zij wilden dat ik de kastijdingen zag die zich afspeelden over de wereld; het waren aardbevingen en oorlogen en andere dingen die ik niet zo goed begreep. Zij vroegen me of ik bij de Heer wilde bemiddelen, zodat Hij medelijden had met iedereen. Het leken me heiligen, maar dat kan ik niet zeker zeggen. Terwijl dit gebeurde, bevond ik me buiten mezelf en ik hoorde dat de gezegende Jezus tegen hen zei: “Val haar niet lastig en maak haar niet bedroefd door haar deze pijnlijke taferelen te laten zien. Laat haar in vrede zijn samen met Mij”. Toen gingen zij weg en ik bleef denken over wat er in de wereld gebeurde.

Nadien bevond ik me weer buiten mezelf en ik zag een priester die een preek hield over de aardbevingen en over de gebeurtenissen van de laatste dagen, en hij zei: “De Heer is erg boos en ik geloof dat de kastijdingen voorlopig niet zullen ophouden”. Toen zei ik: “Wie weet worden we wel gespaard?” De priester was zo ontroerd dat ik zijn hart heel snel kon horen kloppen en zijn hartenklop weerklonk in mijn eigen hart. Ik wist niet wie hij was; maar ik voelde dat hij me iets wilde duidelijk maken, wat ik niet verstond en hij zei: “Hoe kunnen ernstige dingen als ondergang en dood de mensen overkomen als er een hart is dat liefheeft voor allen? Hoogstens kunnen ze geschokt worden maar zonder veel schade”. Toen ik hoorde 'een hart dat liefheeft voor allen', raakte ik ontroerd en ik weet niet waarom, maar ik zei: “Wat zegt u, een hart dat liefheeft voor alles”? Niet alleen bemint dat voor allen maar dat lijdt, dankt, aanbidt en eerbiedigt de heilige wet voor allen. Het is daarom dat ik niet geloof dat er ware liefde kan zijn voor een persoon als men hem niet de liefde en voldoening schenkt die hem gegeven moet worden door ieder ander. Op die manier kan de geliefde in deze persoon alles vinden wat goed is en al de tevredenheid die gevonden moet worden in iedereen”. Terwijl hij naar me luisterde raakte hij meer ontroerd; en ontvlamd in liefde kwam Hij naar me toe en wilde me omhelzen; maar ik was bang en had spijt dat ik zo had gesproken. Mijn hart klopte onder invloed van zijn hartenklop zelfs harder. Bovendien leek hij toen te veranderen, alsof hij onze Heer was, maar daar ben ik niet zeker van. Bovendien zei hij omdat ik zijn omhelzing niet kon ontlopen: “Iedere morgen zal ik je komen bezoeken en zullen we samen ontbijten”. In deze toestand bevond ik me weer in mezelf.


deel 7 – 29 april  1906

Als de ziel helemaal aan God toebehoort en leeg is van al het andere, keert zij terug naar het goddelijk centrum waar zij vandaan kwam en krijgt in haarzelf al de goddelijke kleuren. Hoe dit lijkt op water dat voortdurend stroomt.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, kwam Jezus, vervulde me met zijn aanwezigheid en zei: “Mijn dochter, de ziel die leeg is, lijkt op stromend water dat alleen ophoudt met stromen als het terugkeert naar het centrum waar het vandaan kwam. Verder kan het omdat het water kleurloos is, al de kleuren krijgen die erin vervat liggen.
Dus de lege ziel gaat altijd weer naar het goddelijk centrum waar ze vandaan kwam en ze houdt daarmee alleen op wanneer ze helemaal gevuld is. Zij behoort totaal aan God omdat ze ontledigd is van al het andere en niets van het goddelijke Wezen zal haar ontbreken. Bovendien ontvangt zij omdat ze kleurloos is, al de goddelijke kleuren in zichzelf. Alleen de ziel die ontledigd is van alles behalve God, begrijpt dingen zoals die in waarheid zijn – bijvoorbeeld, hoe kostbaar het lijden is, het ware goed van de deugden en de noodzaak van de Eeuwige. Om iets lief te hebben is het immers absoluut nodig om die dingen te verwerpen die het tegenstelde zijn van wat wordt bemind. Het unieke is dat alleen de ziel die van alles ontledigd is behalve van God, degene is die zo veel geluk zal bereiken”.


deel 7 – 4 mei  1906

Jezus houdt zoveel van Luisa dat Hij haar tranen op zijn gelaat aanbrengt. Hoe Jezus wil dat Luisa alles duidelijk maakt wanneer ze schrijft.
Ik was bedroefd omdat ik mijn lieflijke Jezus niet duidelijk had gezien. Degene die mijn leven is bemint me niet langer. Oh, wat voelde mijn hart een verscheurende pijn! Ik wist niet wat te doen om mezelf te bevrijden van deze gedachte en ik huilde bittere tranen. Waarop ik tegen Jezus zei: Zelfs als U me niet meer zo liefhebt als tevoren, zal ik U meer dan ooit beminnen. Na lang wachten, kwam Jezus. Hij nam bovendien mijn tranen en bracht die aan op zijn gelaat. Ik wist niet waarom hij dit deed, maar later verstond ik de reden: die speciale gedachte had mij Hem meer doen beminnen! Dit had Hem zo behaagd dat Jezus zei: “Wat, wat! Ik hou niet van je? Ik hou zoveel van je dat Ik zelfs rekening houdt met je tranen en Ik breng die aan op mijn gelaat om Me te behagen”.

Later vervolgde Jezus: “Mijn dochter, Ik wil dat je preciezer bent, nauwkeuriger; en als je schrijft moet alles verduidelijkt worden. Ik zeg dit omdat je bij tijden sommige dingen weg laat en deze dingen zullen anderen helpen”. Toen ik dit hoorde, raakte ik in de war, omdat het waar is dat ik soms niet alles opschrijf. Ik heb echter zo'n afkeer om deze paar dingen te noteren dat alleen de wonderen die de gehoorzaamheid weet te bewerken, mij kunnen overhalen terwijl ik vanuit mijn eigen wil zelfs geen woord zou kunnen opschrijven. Moge alles voor Gods glorie zijn en voor mijn eigen verwarring.


deel 7 – 6 mei  1906

Materieel brood is voedsel en leven voor het lichaam; God is voedsel en leven voor de ziel. Als schepselen God vervloeken wordt dat door de Heer beantwoord met kastijdingen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand voelde ik me neerslachtig omdat ik Jezus moest ontberen. Toen kwam Hij met brood in zijn hand alsof Hij me daarmee wilde voeden. Waarop Hij, na mij gevoed te hebben zei: “Mijn dochter, net zoals materieel brood voedsel en leven voor het lichaam is – er is geen cel van het lichaam dat geen leven krijgt van brood – zo is God voedsel en leven voor de ziel. Dientengevolge is er geen deeltje van de ziel dat geen voedsel en leven ontvangt van God. Dus moet de ziel totaal gevoed worden door God. Daarom moet zij haar verlangen, haar genegenheid, haar neigingen, haar liefde voeden. Kortom, zij moet in God haar voedsel vinden en kan geen enkel ander voedsel tot zich nemen dan God. Maar oh, hoe velen willen hun ziel voeden met alle soorten vuiligheid en wulpsheid!” Na deze woorden ging Jezus weg.

Later bevond ik me in een kerk waar veel mensen waren. Ze zeiden: “Vervloekt, vervloekt alsof zij de gezegende Heer wilden vervloeken en ook de schepselen. Ik kan dit alles niet uitleggen. Ik kan alleen zeggen dat dit gevloek de verwoesting van God in hen betekende en God die hen vernietigde en ik weende vanwege dit gevloek. Nadien zag ik een altaar en een priester die de Mis opdroeg alsof hij de Heer was en dat voor die mensen die Hem vervloekt hadden. Plechtig en vol gezag zei Hij: “Vervloekt zijt gij, vervloekt zijt gij”. Hij herhaalde deze woorden minstens twintig keer. Terwijl Hij dit zei, leek het of duizenden mensen ten slachtoffer vielen door revoluties, aardbevingen, vuur en water. Bovendien leek het of deze kastijdingen voorafgingen aan naderende oorlogen. Ik huilde en Jezus kwam naar me toe en zei: “Mijn dochter, wees niet bang! Jij vervloekt niet, nee! Tegen jou zeg Ik: Gezegend, gezegend, duizend maal! Jij weent en bidt voor al deze dorpen”.


deel 7 – 7 mei  1906

Jezus spreekt over het slachtofferschap.

Vanmorgen na de H. Communie kon ik de gezegende Jezus in mijn binnenste zien en ik zei Hem: “Mijn liefste Jezus, kom naar buiten. Kom naar buiten dat ik U kan liefkozen, kussen en tegen U kan praten”. Hij deed een teken met zijn hand en zei: “Mijn dochter, Ik wil niet naar buiten komen. Ik doe iets goeds hier binnenin jou. Als Ik naar buiten kom uit je mensheid, die tederheid bevat, medeleven, zwakte en verlegenheid, zou het zijn of Ik mijn eigen levende Mensheid verliet. Omdat Jij dezelfde slachtofferrol vervult, moet je de zwaarte van de pijnen van anderen voelen. Ik zal naar buiten treden, ja, maar als God zonder Mijn Mensheid; en mijn rechtvaardigheid zal haar taak op zich nemen om schepselen naar behoren te straffen”. En het leek of Hij bij me binnendrong. Ik bleef Hem zeggen: “Heer, ga weg! Spaar uw kinderen, uw eigen ledematen, uw beeld!” En met een gebaar herhaalde Hij: “Ik wil er niet uit! Ik wil er niet uit”. Hij herhaalde dit verschillende keren en Hij besprak zoveel dingen met mij over wat zijn Mensheid inhoudt; maar ik houd het voor mezelf, omdat ik niet weet hoe dat in woorden uit te drukken. Ik wil dit niet opschrijven, maar ik moet gehoorzamen. Fiat! Altijd Fiat.


deel 7 – 15 mei  1906

De ziel is als een spons: als ze zich ontledigt, wordt ze totaal vervuld van God.

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me buitengewoon bedroefd vanwege het ontberen van mijn gezegende Jezus. Ik was moe en voelde me zwak door gebrek aan kracht. Nauwelijks had Hij zich laten zien in mijn binnenste of Hij zei: “Mijn kind, de ziel moet zich voortdurend beheersen, omdat de ziel is als een spons. Als ze zich bedwingt raakt ze vervuld van God, en als ze vol is van God voelt ze Gods leven binnen in zichzelf. Daarom voelt zij liefde voor de deugd en geneigdheid tot het heilige. Zij voelt zich overwonnen en getransformeerd in God. Als ze zich niet beheerst zal ze vol van zichzelf blijven en daarom alles voelen wat een verdorven natuur bevat. Alle ondeugden zullen volgen: hoogmoed, jaloezie, ongehoorzaamheid, onzuiverheid etc”.


deel 7 – 18 mei  1906

Luisa lijdt om Jezus wat rust te geven in zijn lijden.

Mijn lichaam en ziel leden verschrikkelijk, toen ik mijn gezegende Jezus binnenin me zag. Hij rustte en sliep vredig. Ik riep Hem, maar Hij schonk me geen aandacht. Een ogenblik later zei Hij: “Mijn dochter, verstoor mijn rust niet. Is het niet altijd jouw bedoeling in jouw mensheid te lijden samen met mijn lijden, in plaats van alles wat Ik moest lijden in mijn Mensheid toen Ik in leven was? In mijn plaats te lijden, mijn ledematen wat te verlichten en Mij vrij te houden”? Ik antwoordde: “Ja, Jezus, dit zijn de intenties van al mijn lijden”. Toen antwoordde Hij: “Welaan, dan terwijl jij lijdt zal Ik rusten”. Terwijl Hij dit zei, viel Jezus hoorbaar in slaap – en nadien verdween Hij.


deel 7 – 13 juni  1906

Jezus geeft Luisa de raad rustig te zijn, opdat juist in het naar elkaar kijken wederzijds begrip ontstaat. De ziel die God het meest lief heeft is Hem het meest nabij; hoe een ziel alles wil geven en doen om die nabijheid te verkrijgen.

Ik ervaar veelvuldig ontbering. Meestal laat Jezus zich binnenin mij zien, rustend en slapend, zonder een woord te zeggen; en als ik klaag zegt Hij: “Dat dwaze klagen. Je bezit me in de intimiteit van je binnenste, wat wil je nog meer?” Of elders zegt Hij: “Als je Me volledig bezit binnenin je, waarom ben je dan bedroefd? Ik spreek dan misschien niet met je, maar alleen al door elkaar aan te kijken is er al wederzijds begrip”. Of op een ander moment, als Hij niet verschijnt met een kus, een omhelzing, wat tederheid en als Hij ziet dat ik niet in vrede ben, berispt Hij me streng met de woorden: “Je ongenoegen mishaagt Me. Als je niet kalmeert zal Ik je echt kwaad maken – Ik verberg Me totaal zodat je Me helemaal niet meer ziet”. Wie kan de bitterheid van Mijn ziel verwoorden? Het is beter rustig te worden en voort te gaan.
Vanmorgen zag ik Jezus een momentje en ik voelde dat ik buiten mezelf was. Ik kan niet zeggen of ik in het paradijs was; toch waren de heiligen één en al licht en vol liefde. Ofschoon zij zelfs allen vervuld waren van liefde, was de liefde die de één toonde toch niet hetzelfde als de liefde van de anderen. Bovendien wilde ik, in hun midden verblijvend, hen allen overtreffen in liefde. Mijn na-ijverig hart wilde er niet onder lijden dat de anderen mij evenaarden en ik wilde de eerste zijn om Hem lief te hebben. Het kwam me immers voor dat de ziel die het meest lief heeft dichter bij God is en het meest door Hem wordt bemind. Oh, de ziel zou alles willen geven en tot het uiterste willen gaan – zonder zich zorgen te maken over leven of dood – om dichter bij God te zijn en een klein beetje meer dan de rest door de Allerheiligste bemind te worden. Na een korte tijd trok een onweerstaanbare kracht me weer terug in mezelf.


deel 7 – 15 juni  1906

Goddelijke leven bestaat uit liefde. Vanuit een kleine vonk moet Luisa een groot vuur maken om uiting te geven aan Gods liefde.

Na lang wachten kwam mijn gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, je zou kunnen zeggen dat goddelijke leven al haar leven ontvangt uit de liefde. Liefde maakt dat het zich voortplant, liefde brengt liefde teweeg; liefde schept, liefde behoudt: liefde voegt voortdurend leven toe aan al het werk. Dus als goddelijke leven geen liefde heeft, werkt het niet; en heeft het geen leven. Dientengevolge zijn schepselen alleen maar vonken van Gods grote liefdevuur. Bovendien ontvangt hun leven leven en de bekwaamheid om vanuit deze vonk te werken. Dientengevolge krijgt het menselijk leven leven uit de liefde. Niet iedereen echter benut deze liefdesvonk om te volbrengen wat mooi, goed en volmaakt is. Velen willen het eerder gebruiken uit eigenliefde: liefde voor de schepselen, liefde voor weelde en zelfs voor liefde voor beestachtige dingen tot zeer groot ongenoegen van hun Schepper, die, na deze vonken onttrokken te hebben aan zijn grote vuur, ernaar verlangt om die allen verheerlijkt weer in Zichzelf op te nemen, als zo vele beelden van zijn goddelijk leven. Ach, hoe weinigen volgen hun Schepper na.
Heb Mij daarom lief, mijn liefste en verzeker Mij dat zelfs je adem een voortdurende act van liefde is voor Mij. Zo kan jouw vonk een vuurtje worden en uiting geven aan de liefde van je Schepper”.


deel 7 – 20 juni  1906

Hoe alles moet worden teruggebracht tot één vlam, die de ziel transformeert in licht wat wordt opgenomen in het goddelijk Licht. Terwijl zij de volledige kruisiging van ziel en lichaam ondergaat, wordt aan Luisa haar lichtje getoond dat gereed is om losgemaakt te worden van haar vlam om opgenomen te worden in Jezus' licht.

Ik had veel pijn zowel in mijn ziel als in mijn lichaam. Ik had hoge koorts die mijn lichaam zo verhitte dat ik tenslotte slopende koortsaanvallen kreeg en ik was bereid te sterven omdat mijn gezegende Jezus niet kwam. Nadien trad ik buiten mezelf. Ik was genageld aan het kruis. Niet zoals de andere keren alleen aan handen en voeten, maar ook in ieder bot zat een spijker. Tegelijkertijd kon ik bovendien mijn gezegende Jezus zien, omgeven door een groot licht. Maar oh, wat had ik veel pijn! Bij de minste beweging voelde ik me opengereten door de spijkers en ieder moment leek het of ik ging sterven. Ik gaf mezelf over en ging op in de Goddelijke Wil en ik voelde hoe Die de sleutel was die toegang gaf tot alle goddelijke schatten. Dat gaf me de kracht niet alleen om deze lijdenstoestand te verdragen, maar ook om tevreden en gelukkig te zijn. De spijkers leken vuur teweeg te brengen en ook ik brandde, totaal opgenomen in dit vuur. Mijn gezegende Jezus zag me en had medelijden met me.

Toen zei Hij: “Mijn dochter, alles moet teruggebracht worden tot één enkel punt: dat wil zeggen, het moet één vlam worden. Bovendien brengt deze vlam, als die gezuiverd wordt een zuiver licht teweeg – als een zon net zoals je rondom Mij ziet. De ziel die getransformeerd is in licht kan op deze manier niet ver zijn van het goddelijke Licht. Nog sterker, mijn eigen Licht, neemt haar op in Zichzelf en neemt haar mee naar de Hemel. Daarom, houd moed; het is de totale kruisiging van ziel en lichaam die je nu ondergaat. Zie je niet dat jouw licht op het punt staat uit de vlam te komen om naar mijn licht te gaan dat wacht om het jouwe in het mijne op te nemen”.

Terwijl Jezus dit zei, zag ik mezelf en ontdekte binnenin mij een grote vlam. Vanuit deze vlam kwam een kleine vlam van licht dat op het punt stond om zich af te scheiden en de vlucht te nemen. Wie kan mijn geluk verwoorden bij de gedachte dat ik door te sterven voor altijd samen met mijn Leven en mijn Centrum, met mijn Allerhoogste en enige God kon zijn. Het is voldoende te zeggen dat ik me nu al in het Paradijs voelde.


deel 7 – 22 juni  1906

Luisa wordt bekleed met het gewaad van bescherming dat iedereen omgeeft. Vanwege het misbruik in de wereld wil Jezus dit gewaad open doen om de goddelijke toorn te ontladen.

In mijn gebruikelijke toestand, met de pijnen zoals gewoonlijk, kwam mijn gezegende Jezus en toonde me een gewaad vol versieringen, zonder naad of opening, wat me totaal bedekte. Toen zei Hij: “Geliefde, dit gewaad is gelijk aan het mijne, Ik heb je ermee bekleed omdat Ik je heb gekozen als slachtofferziel en omdat je hebt gedeeld in de pijnen van de Passie. Dit kleed is een bescherming tegen de wereld. Bovendien deelt iedereen in die bescherming, zo zonder naad of opening. De wereld met haar misbruiken verdient het echter niet beschermd te worden door dit kleed; en Ik zal hun de zwaarte van de goddelijke toorn laten voelen. Daarom sta Ik op het punt dit kleed te openen om mijn rechtvaardigheid te kunnen uiten die lange tijd is tegengehouden door deze bekleding”.
Opdat moment leek het of het licht dat ik de voorbije dagen had gezien binnenin dit kleed was en de Heer wachtte op 't ogenblik dat Hij het opnam in Zichzelf.

deel 7 – 23 juni  1906

Luisa's gehoorzaamheid aan haar biechtvader houdt haar als slachtofferziel levend op aarde, ook al zou ze liever willen sterven om bij God te zijn.

Ik bleef me ziek voelen; en na mijn biechtvader verteld te hebben wat ik hierboven beschreef, had ik moeite met de gehoorzaamheid. Oh, heilige God, U bent de enige die weet hoe ik leef. Ik sterf voortdurend; en mijn enige troost zou zijn te sterven, om nieuw leven te vinden in U! Maar mijn biechtvader zei dat hij niet kon toestaan dit aan onze Heer te vragen. Wat een bittere pijn! Oh, gehoorzaamheid, hoe vreselijk en sterk zijt gij! Ge wilt uzelf altijd maken tot een wrede beul. Zeer dikwijls wilt u dat ik voortdurend sterf zonder mij toe te staan nu meteen voor altijd in God te leven.

Nadien zag ik in mijn gebruikelijke toestand onze Heer en mijn biechtvader. Mijn biechtvader vroeg Jezus mij niet te laten sterven; en ik, bang dat Hij zou luisteren naar het verzoek van mijn biechtvader, begon te huilen. Toen zei de Heer tot mij: “Mijn dochter, kalmeer! Kwel Me niet met je huilen. Ik heb alle reden om je naar Me toe te halen, omdat Ik de wereld wil kastijden; en alleen vanwege jou en je lijden ben Ik gebonden en niet in staat om te doen wat Ik wil. Je biechtvader heeft ook zijn reden om je op aarde te houden, want wat zou ervan de wereld worden in de toestand waarin die zich bevindt. Wat zal ervan worden als niemand die wil beschermen. Moed! Zoals de zaken nu liggen ben Ik meer geneigd om naar jou te luisteren dan naar je biechtvader. Bovendien weet Ik zelf wel hoe Ik zijn wil kan veranderen”.

Later bevond ik me weer in mezelf. Ik dacht er niet over dit op te schrijven omdat het niet nodig leek want, toen ik mijn biechtvader samen met Onze Heer zag, was ik er al van overtuigd dat Hij alles wist wat ervan te weten viel.


deel 7 – 24 juni  1906

Jezus toont Luisa een lichtboog (haar ziel) waaruit een pijl komt. (de dood waarnaar zij verlangde).

Mijn biechtvader die had gelezen wat ik gisteren had opgeschreven was ongerust. Hij wilde namelijk absoluut dat ik me verzette tegen de Heer en Hem zou zeggen dat de gehoorzaamheid niet wilde dat ik zou sterven. Ik voelde me daar echter slecht bij omdat de gedachte Jezus zoveel te moeten missen me levend verbrandde en me naar de Hemel deed verlangen. Het al te menselijke in mij verzette zich tegen de gehoorzaamheid. Mijn arme ziel ging gebukt onder een enorm gewicht en ik wist niet wat ik moest beslissen.

Toen kwam onze Heer. In zijn handen hield Hij een licht in de vorm van een boog en uit deze lichtboog kwam een pijl. Bovendien werd het licht opgenomen in Jezus. Toen verdween Jezus zonder mij de tijd te geven om Hem te zeggen wat de gehoorzaamheid mij wilde laten zeggen. Overigens begreep ik dat de boog mijn ziel was en de pijl de dood waarnaar ik verlangde.



deel 7 – 26 juni  1906

Jezus in de gedaante van een kind heeft medelijden met Luisa en schenkt haar de moed om te leven met zijn kussen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn biechtvader en drong aan te gehoorzamen om niet te willen sterven! Nadien kwam Jezus in de gedaante van een kind en ik maakte Hem mijn twijfels duidelijk over alles wat Hij mij gezegd had over gehoorzaamheid. Terwijl Jezus me liefkoosde en medelijden met me had gaf Hij me kussen. Met deze kussen gaf Hij me de moed om te blijven leven. Nadien trof ik me weer aan in mezelf en voelde opnieuw levenskracht in mijn mens-zijn.

Alleen God kan deze mentale pijn verstaan die ik niet weet te beschrijven. Ik hoop tenminste dat de Heer meer licht werpt op dit soort gehoorzaamheid en me ook vergeeft als ik van de pijn zo'n nonsens uitkraam.



deel 7 – 2 juli  1906

Jezus toont Luisa een ring aan zijn vinger met juwelen van haar lijden.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, Ik wil je waarlijk naar de Hemel brengen, omdat Ik vrij wil zijn Mij te uiten wat betreft de wereld”. Het kwam me voor dat Jezus me op de proef wilde stellen, omdat de gehoorzaamheid het anders wilde.

Toen ik zo dacht, toonde Jezus me zijn hand waaraan een prachtige ring schitterde. Bovenop de ring zat een witte edelsteen met erom heen een ketting van gouden ringen die de hand van onze Heer sierden. Hij toonde het aan alle kanten, zo zeer behaagde het Hem.
Nadien voegde Hij er aan toe: “Met je lijden heb je dit de afgelopen paar dagen voor Mij gemaakt; nu maak Ik er één voor jou die zelfs nog mooier is”.



deel 7 – 3 juli  1906

De goddelijke Wil is rust en paradijs voor de ziel en voor God. De Goddelijke Wil is de enige sleutel om de schatten van de goddelijke geheimen te openen, en maakt de ziel vertrouwd met Gods huis.

Na de heilige Communie ontvangen te hebben voelde ik me innig verenigd met mijn allergoddelijkste Jezus. Terwijl Hij me omhelsde rustte ik bovendien in Hem en Hij in mij. Even later zei Hij: “Mijn liefste, de ziel die leeft in mijn Wil heeft rust, omdat de Goddelijke Wil alles voor haar doet; en Ik vind, terwijl Ik voor haar werk mijn heerlijkste verpozing. Dientengevolge is Gods Wil rust voor de ziel en God rust in de ziel, Terwijl de ziel rust in mijn Wil is zij altijd verbonden met mijn mond en ontvangt zo het goddelijk leven dat voortdurend voedsel voor haar is.

De wil van God is het paradijs van de ziel op aarde. Verder is de ziel die in de Wil van God leeft, op aarde het paradijs van God. De Wil van God is de enige sleutel voor de schatten van de goddelijke geheimen en maakt de ziel vertrouwd met Gods huis alsof zij de eigenaar is”.
Wie kan zeggen wat ik verstond van deze Goddelijke Wil? Oh, Goddelijke Wil, hoe wonderbaar, beminnelijk, begerenswaardig en prachtig zijt Gij! Bovendien moet ik zeggen dat ik, als ik me in U bevind, voel hoe ik mijn eigen ellende en al mijn kwaad kwijt raak. Daar komt nog bij dat ik een nieuw wezen word met alle goddelijke goederen.


deel 7 – 10 juli  1906

Jezus geeft zich helemaal aan wie zich helemaal aan Hem geeft.

In mijn gebruikelijke toestand kwam Jezus even bij me en zei: “Mijn dochter, wie zich helemaal aan Mij geeft verdient dat Ik me helemaal aan hem geef. Ik stel me helemaal tot jouw beschikking”. Ik vroeg Hem niets. Ik zei alleen: “Mijn liefste, ik wil niets hebben. U bent genoeg voor mij, want als ik U heb, heb ik alles”. Jezus antwoordde: “Je weet heel goed hoe je moet vragen, omdat je niets verlangt, heb je alles”.



deel 7 – 12 juli  1906

Ons lijden raakt God; en iedere keer dat hij geraakt wordt, geeft God iets goddelijks aan het schepsel.

Na veel geleden te hebben wachtte ik op Jezus, moe en krachteloos. Toen kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, al het lijden is voor het schepsel als een lans die het schepsel aan de ene kant doorboort en aan de andere kant raakt die lans God. Bovendien geeft God als Hij voelt dat Hij geraakt wordt telkens als Hij dat voelt iets goddelijks aan het schepsel”.


deel 7 – 17 juli – 1906

Jezus schenkt aan wie leeft in de Goddelijke Wil de sleutel van zijn schatkamer en voorrang bij de deelname aan alle genaden. Als degenen die niet in de Goddelijke Wil leven iets krijgen is dat dankzij degenen die in de Goddelijke Wil leven.

Vanmorgen zag ik mijn gezegende Jezus met wat sleutels in zijn hand en Hij zei: “Mijn dochter, dit is de sleutel van mijn Wil. Het is passend dat wie in mijn Wil leeft deze sleutel heeft om mijn schatkamer te openen en te sluiten naargelang zij graag willen. Bovendien zijn mijn schatten naar believen voor hen beschikbaar, omdat zij, levend in mijn Wil, beter voor deze schatten zullen zorgen dan voor hun eigen bezittingen; want wat van Mij is is van hen, en zij zullen niets verkwisten. Bovendien geven zij iets aan anderen en nemen voor zichzelf waarvan zij weten dat dat Mij eer en glorie geeft. Dit is de reden waarom Ik jou deze sleutel geef. Wees zuinig op mijn schatten”.
Terwijl Jezus dit zei voelde Ik me helemaal ondergedompeld in de Goddelijke Wil en ik kon niets anders zien. Ik bracht de hele dag door in dit paradijs van zijn Wil. Wat een geluk, wat een vreugde! Nog steeds in deze sfeer zei de Heer me 's nachts: “Kijk, mijn liefste, voor wie in mijn Wil leeft is er geen genade vanuit mijn Wil voor alle schepselen van Hemel en aarde, waarvan zij niet als eerste haar deel krijgt. Dit is logisch, omdat wie in het huis van de Vader leeft overvloedig deelt in zijn goederen. Bovendien als degenen die niet in zijn huis leven iets krijgen is dat dankzij degenen die er wel in leven”.


deel 7 – 21 juli  1906

Hoe de intentie de acten zuivert. Zij zijn vol licht als ze gedaan worden met oprechtheid en om God te behagen; anders zijn ze duisternis.

Toen Hij kwam zei mijn gezegende Jezus: “Mijn dochter, alle menselijke acten – al zijn ze heilig – die niet voor Mij gedaan worden met een bijzondere intentie, komen uit de ziel vol duisternis. Wanneer zij echter worden gedaan met een oprechte intentie om Mij te behagen dan komen zij uit het volle licht omdat de intentie de acten zuivert”.
deel 7 – 27 juli  1906

Hoe het kruis de bruidsschat is die Jezus aan de ziel geeft. Wie de kruizen aanvaardt, aanvaardt de verloving. Wie de kruizen weigert, verliest zowel de bruidsschat als de verloving.
Terwijl ik vanmorgen mijn aanbiddelijke Jezus genageld aan het kruis zag, vroeg ik mezelf af: “Wat waren Jezus' gedachten toen Hij het kruis ontving?” Toen zei Jezus: “Mijn dochter, Ik omhelsde het kruis alsof het mijn dierbaarste schat was. Dat is zo omdat Ik in het kruis een bruidsschat gaf aan de zielen. Ik sloot een huwelijk met hen. Toen Ik naar het kruis keek, de lengte en de breedte zag – kreeg Ik er plezier in, omdat Ik zag hoe het genoeg bruidsschatten bevatte voor al mijn bruiden. Bovendien hoefde niemand bang te zijn voor een huwelijk met Mij, omdat Ik in mijn eigen handen het kruis had en de prijs van hun bruidsschat. Om deze reden huw Ik de ziel op één voorwaarde: als zij de geschenken aanvaardt die Ik haar geef n.l. de kruizen, is dat een teken dat ze Mij aanvaardt als haar bruidegom. Het huwelijk is voltrokken en Ik schenk de ziel een bruidsschat.

Als de ziel daarentegen deze geschenkjes niet aanvaardt, dat betekent dat zij zich niet neerlegt bij mijn Wil, dan gaat het niet door en hoeveel Ik haar een bruidsschat wil geven, kan Ik het niet. Dat komt omdat het voor een huwelijk noodzakelijk is dat beide partijen, de ziel en Ik, het eens zijn. Dus als de ziel mijn gaven niet aanvaardt betekent dat dat zij mijn verloving niet wil accepteren”.


deel 7 – 28 juli  1906

Jezus verdedigt de vrijmoedigheid van Luisa's liefhebbende vrijheid tegenover Hem.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus een ogenblikje. Toen ik Hem zag omhelsde ik Hem, maar zeer innig – alsof ik Hem in mijn hart wilde insluiten. Tegelijkertijd zag ik enkele mensen rond mijn bed en zij zeiden: “Kijk toch eens hoe brutaal zij is, wat een vrijheden zij zich veroorlooft. Bovendien als iemand haar met zo veel vertrouwen bejegent, krijgt ze niet langer de achting, de waardering en het respect dat ze zou moeten krijgen. Toen ik dit hoorde kreeg ik een kleur van verlegenheid, maar ik kon mijn houding niet veranderen”. Toen zei de Heer hun: “Men kan alleen zeggen dat iets werkelijk geliefd is en gerespecteerd wordt als iemand het in bezit wil nemen. Als men dat niet wil, betekent het dat het niet bemind wordt. Bovendien wordt het, als het niet gewaardeerd wordt ook niet geacht en gerespecteerd.

Bijvoorbeeld weelde. Als we willen weten of iemand daarop gesteld is, kunnen we alleen al door over weelde te spreken, zien hoeveel achting en respect iemand heeft voor rijke mensen om geen andere reden dan omdat ze rijk zijn en hoe die persoon graag grote weelde wil bezitten. Als iemand niet van weelde houdt daarentegen zal alleen daarover spreken hem al vervelen. Zo gaat dat altijd. Dientengevolge verdient zij geprezen te worden in plaats van belasterd. Als ze Mij immers wil bezitten betekent dat dat ze Mij liefheeft, Mij hoogacht en Mij waardeert, als ook groot respect voor Me heeft”.


deel 7 – 31 juli  1906

Jezus spreekt over enkelvoudigheid. Hoe de enkelvoudige ziel, net zoals licht, overal doordringt en niet bevuild wordt; verlicht als zij is, verenigt ze zich gemakkelijk met het licht van God.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus even, omhelsde me en zei: “Mijn dochter, enkelvoudigheid is voor de deugd als kruiderij voor voedsel. Voor de ziel die helder en enkelvoudig is, zijn er geen sleutels of deuren om in Mij binnen te komen of Ik in haar. Dat komt omdat zij overal in Mij kan binnentreden en Ik in haar. Liever gezegd, zij treft zich zelf in Mij aan zonder binnen te gaan, omdat haar enkelvoudigheid met de mijne overeenkomt. Ik ben de zeer enkelvoudige Geest en daarom ben Ik overal; niets en niemand gaat buiten Mij om.

De heldere, enkelvoudige ziel is als zonlicht dat ondanks de wolken of ondanks dat haar stralen stoten op wat vuil, altijd licht blijft, licht geeft aan allen en nooit verandert. Zo kan de enkelvoudige ziel vernedering en ongenoegen incasseren, maar zij houdt niet op licht te zijn voor zichzelf en voor wie haar vernedert. Als zij kwaad ziet wordt zij daardoor niet aangetast; zij blijft altijd licht en verandert nooit. Dat komt omdat enkelvoudigheid de deugdzaamheid is die het meest overeenkomst vertoont met het goddelijk Wezen; en alleen door deze deugdzaamheid gaat de ziel delen in de andere goddelijke wezenheden.

In de enkelvoudige ziel bestaan er geen belemmeringen of hindernissen voor de goddelijke genade om in haar binnen te gaan en werkzaam te zijn, omdat de enkelvoudige ziel licht is – en ook de Ander is licht – en licht verenigt zich gemakkelijk met licht en wordt getransformeerd in de Ander”.

Maar wie kan verwoorden wat ik allemaal begreep over enkelvoudigheid? Mijn hoofd voelt als de zee. En ik noteer slechts een paar druppels van deze zee en ik doe dit gebrekkig. Maar hoe dan ook: “Dank aan God”.




deel 7 – 8 augustus  1906

Hoe nodig het is nooit te versagen, maar altijd door te gaan en het doel te zien – de verheven Goedheid zelf.

Vanmorgen kwam mijn gezegende Jezus maar even. Ik voelde me bovendien moe en verdrietig vanwege dit gemis, toen Hij me zei: “Mijn dochter, voor wie het doel wil bereiken is het nodig altijd door te gaan en nooit te versagen. Dat komt omdat in beweging blijven de tocht vergemakkelijkt. Bovendien, hoe meer men voortgaat, hoe eerder men het doel van de reis bereikt. Daar komt nog bij dat men, met de nodige genade om zijn weg te gaan en tegelijkertijd met de hulp daarvan, de zwaarte van de vermoeidheid of de verveling van de route niet zal voelen.

Het tegendeel is het geval voor wie niet voortgaat en zo ’t zichzelf moeilijk maakt. Door jezelf te belemmeren voel je de vermoeidheid van je eigen stappen en raak je buiten adem en heb je geen kracht om voort te gaan. Bovendien zul je door op te geven het doel niet meer kunnen zien: de verheven Goedheid. Men zal uitgeput en ontmoedigd blijven en verliest ook genade. Dat komt omdat genade niet voor niets gegeven wordt als er geen voortgang is. Het leven wordt onverdraaglijk omdat ledigheid loomheid teweegbrengt”.


deel 7 – 10 augustus  1906

Minder pleziertjes hier op aarde betekent meer paradijs in de Hemel.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, hoe meer kleine pleziertjes de ziel zich ontzegt in dit leven uit liefde tot Mij, des te heerlijker zal het paradijs voor haar zijn in het volgende leven. Hoe minder plezier hier, hoe heerlijker het paradijs daar. Bereken eens hoeveel je hebt ontbeerd omwille van Mij de laatste dertig jaar in bed – hoeveel meer heerlijkheid zal Ik je hierom geven in de Hemel”.
Ik antwoordde: ‘Mijn enige Goed, wat zegt U? Ik voel me vereerd en schuldig tegenover U omdat U me de gelegenheid geeft uit liefde tot U offers te brengen en U zegt dat U me meer paradijs zult schenken?’ Hij antwoordde: “Het is exact zo”.


deel 7 – 11 augustus  1906

Jezus legt uit hoe het kruis een kostbare schat is.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn aanbiddelijke Jezus die in zijn hand een kruis hield vol witte parels. Hij gaf het aan mij en legde het op mijn borst. Het kruis drong direct door in mijn hart en bleef daar als in een heiligdom. Toen zei Jezus tegen mij: “Mijn dochter, het kruis is een schat; en de veiligste plaats om deze zeer kostbare schat te bewaren is in de ziel. De plaats is het veiligst als de ziel met geduld, berusting en andere deugden klaar is om deze schat te ontvangen. Want de deugden, vooral geduld, zijn sloten die beschermen tegen dieven”.


deel 7 – 25 augustus  1906

Jezus legt uit dat menselijke en wetenschappelijke belangen geen aangelegenheid zijn voor een priester.

Toen ik me vanmorgen buiten mezelf bevond kon ik enige priesters zien. Zij wijdden zich aan menselijke en wetenschappelijke belangen, die niet nodig waren voor hun levensstaat, en die gedaan werden met een mengsel van een rebelse geest ten opzichte van hun superieuren.

Toen zei onze Heer, zeer verdrietig: “Mijn dochter, menselijke en wetenschappelijke interesses zijn geen aangelegenheid voor de priester. Er vormt zich een modderige en vuile tweede natuur en de werken die hieruit voortkomen – zelfs heilige dingen – stinken zo erg dat zij Me misselijk maken tot ’t onverdraaglijke toe. Bid en bied eerherstel voor deze beledigingen, want Ik ben die moe”.


deel 7 – 2 september  1906

Luisa wil nu met Jezus orde op zaken stellen voor ze sterft, om alles te herstellen. Hoe Jezus, als een vader die zorgt voor zijn kindje, zorgt voor Luisa. Vandaar dat Luisa alleen bezig moet zijn met het werk dat Jezus haar opdraagt en met niets anders.

Vanmorgen maakte ik me gereed voor mijn dag van vergelding, dat betekent mezelf voor te bereiden op mijn dood. Na de Communie zei ik tot Jezus: ‘Gezegende Jezus, laat ons nu orde op zaken stellen, zodat we dat niet uitstellen tot het laatste moment van mijn leven. Ik ken nu mijn werkelijke toestand niet, omdat ik niet nadenk over mezelf. Bovendien weet ik niet hoe ik er voor sta omdat ik niet over mezelf nadenk; ik voel geen vrees, scrupules of opwinding. Ik zie en weet daarentegen dat de anderen veel beter zijn dan ik. Zelfs de heiligen, degenen waarover ik gelezen heb, dachten voortdurend na over zichzelf. Zij gingen na of ze koud of warm waren, verleid of in vrede en of zij goed of armzalig gebiecht hadden. Kortom, bijna allen waren beschaamd, vol zorgen en angstvallig.

Ik geef U echter al mijn aandacht, mijn liefde omdat ik U niet wil beledigen. Bij de rest sta ik niet stil. Wanneer ik bovendien, doelbewust mijn geweten wil onderzoeken, hoor ik een innerlijke stem die me door elkaar schudt en me verwijt: ‘Wil je tijd verknoeien? Houd je alleen bezig met Gods zaken’. Dus weet ik niet hoe ik ervoor sta; koud of warm. Bovendien, als iemand me zou vragen rekenschap af te leggen, zou ik niet weten hoe, en ik denk dat ik ’t verkeerd zou doen. Laat ons daarom nu orde op zaken stellen, zodat alles geregeld is.

Na veel gebed zei Jezus: “Mijn dochter, Ik houd je altijd op mijn schoot”, zo veilig dat Ik je niet toesta over jezelf na te denken. Ik houd je op mijn schoot als een vader zijn kindje: Nu eens liefkoost hij het, dan weer kust hij zijn handjes. Als het kindje zich bovendien vuil maakt, verschoont de vader het omdat het kind zich niet bewust is van zijn gedrag.

Wanneer het kindje ziet dat de vader verdrietig is, troost het kind hem en droogt zijn tranen. Als het kindje ziet dat zijn vader zich ergert, kalmeert het hem. Uiteindelijk is de vader het leven van het kindje; en het kindje is de troost en het leven van de vader. Intussen moeten de andere kinderen, de oudere, zich bezig houden met het schoonmaken van het huis. Zij moeten zich wassen en zich bekommeren om andere karweitjes.

Zo doe Ik ook met jou. Ik behandel je als mijn kindje. Ik heb je zo intiem met Mij verenigd dat Ik niet toesta dat je jezelf voelt. Ik denk en zorg voor al het jouwe. Ik was je als je jezelf vuil hebt gemaakt, geef je te eten als je honger hebt – en dit niet alleen, maar Ik voorzie ook in alles zodat je je behoeften niet eens opmerkt. Verder heb Ik je zo intiem dicht bij Me en dat is een genade die Ik je schenk omdat je je op deze wijze bevrijdt van veel mankementen. Dientengevolge denk je alleen aan het werk dat Ik voor je bestemd heb en je zult aan niets anders denken”.


deel 7 – 11 september  1906

Alleen acten voor Gods glorie krijgen licht en waarde. Luisa dringt op een speelse wijze aan dat Jezus haar gebed herhaalt om Hem af te leiden van de bittere aanblik van mensen in diepe duisternis.

Terwijl ik me buiten mezelf bevond zag ik mezelf met het kindje Jezus; en we waren met verschillende mensen. Toen zei Jezus: “Mijn dochter, al de werken, woorden en gedachten van de schepselen moeten bestempeld worden met 'Gloriam Dei': glorie van God. Al de werken en gedachten die niet zo bestempeld zijn blijven duister. Begraven in duisternis – vuil – hebben zij geen waarde; op deze wijze vermeerdert het schepsel de duisternis en de afschuwelijke dingen alleen maar. Niet werkend voor de glorie van God, raakt men steeds verder verwijderd van het doel waarvoor hij door God werd geschapen. Hij blijft gescheiden van God, overgelaten aan zichzelf. Daar God één en al licht is, verkrijgen menselijke acten daarentegen die voor Gods glorie worden gesteld, licht en waarde. Wees daarom niet verbaasd dat het schepsel dat niet voor Gods glorie werkt niet alleen begraven blijft in zijn eigen duisternis en niets bekomt met zijn inspanningen maar hij vermeerdert ook grote schulden”.
Toen zagen we met grote bitterheid die mensen begraven worden in duisternis. Waarna ik, om mijn gezegende Jezus af te leiden van dat tafereel, Hem omhelsde en kuste. Bovendien zei ik, als een spelletje: Zeg samen met mij: 'Ik geef voldoende kracht aan het gebed van deze ziel om te geven wat ze Me vraagt'. Maar Jezus besteedde geen aandacht aan mij; en omdat ik wilde dat Hij dat zou doen bleef ik Hem kussen en omhelzen en ik herhaalde: 'Zeg het, zeg samen met mij de woorden die ik net zei'.
Na mijn aandringen leek het of Jezus het zei. Daarna bevond ik me in mezelf, verbaasd en beschaamd om mijn overmoed.


deel 7 – 12 september  1906

Luisa moet Jezus en haar eigen vrede niet verstoren, maar samen met Hem dankbaar zijn.

Ik dacht na over de toestand waarin ik me nu bevond, nu alles vrede, liefde en goedheid lijkt. Niets stoort me; deze toestand is zonder zonde en ik zei bij mezelf: “Wat als op 't moment van mijn dood het eigenlijke beeld zou veranderen en ik alles omgekeerd zou zien? Dat wil zeggen, alles wat ik heb gedaan is niet anders geweest dan een reeks kwaad?” Terwijl ik hierover nadacht zei Jezus: “Mijn dochter, het komt me voor dat je per se de voortdurende rust die Ik in je vind wil verstoren en weg wil nemen. Aan wie behoren deze vruchten: je geduld, je volharding, je vrede? aan jou? of aan degene die in jou leeft? Ik alleen bezit deze gaven – en door volharding, vrede en geduld kun je weten wie er in je werkt.

Als daarentegen degene die in jou werkt de natuur of de duivel is, voelt de ziel zich onderworpen aan voortdurende veranderingen. De ene keer voelt ze zich beheerst door de ene liefde en dan weer door een andere. Het ene moment voelt ze zich vol geduld maar nadien boos en zo gaat het met al het andere. Kortom, de arme ziel is als een riet bewogen door een sterke veranderlijke wind. Och, mijn lieve dochter, zonder God is er geen stabiliteit of ware goedheid. Dus wil je eigen rust of de mijne niet verstoren, maar wees samen met Mij dankbaar”.






deel 7 – 14 september  1906

Luisa ziet het kindje Jezus in een spiegel met vele facetten. Hoe Jezus Luisa verdedigt tegen kwaadsprekers. Jezus openbaart dat Luisa in zijn Mensheid aanwezig is in al zijn ledematen.

Vanmorgen bevond ik me buiten mezelf. Ik kon het kindje Jezus zien binnenin een spiegel met vele facetten zodat ik Hem vanuit iedere plaats waar ik stond goed kon zien. Ik wenkte het kindje Jezus om naar me toe te komen en Hij, op zijn beurt wenkte mij.

Terwijl we dit deden zag ik verschillende toegewijde mensen en ook priesters die tussen Jezus en mij wilden komen. Zij allen spraken kwaad van Mij maar ik besteedde geen aandacht aan hen. Mijn ogen waren gericht op mijn lieve Jezus. Toen kwam Jezus uit de spiegel en wilde de mensen straffen die kwaad van me spraken. Hij zei hun: “Niemand raakt haar aan. Als je iemand treft die Ik lief heb, voel Ik me zelfs meer beledigd dan wanneer Ik zelf direct werd getroffen. Ik wil jullie allen duidelijk maken dat Ik weet hoe de onschuld te verdedigen van wie alles van zichzelf aan Mij gegeven heeft”.

Terwijl Hij één arm om me heen sloeg, bedreigde Jezus hen met de andere arm; en ik hechte geen belang aan wat ze over me zeiden maar voelde me vervelend dat Hij hen wilde straffen vanwege mij. Toen zei ik: “Mijn zoete leven, ik wil niet dat iemand moet lijden vanwege mij: word weer kalm en straf hen niet. Dit zal me meer goed doen”. Toen leek het of Jezus kalm werd, Hij haalde me weg bij die mensen en bracht me weer in mezelf.

Hierna zag ik Hem weer – echter niet als kindje maar aan het kruis. Toen zei ik: “Mijn aanbiddelijke Jezus, ik weet dat alle zielen een plaats hadden in uw Mensheid toen U de kruisiging onderging. Zeg me alstublieft, waar was mijn plaats? Waar was ik?”
Jezus antwoordde: “Mijn dochter, de plaats van liefhebbende zielen was in mijn hart. Maar jij die als slachtofferziel moest helpen bij de Verlossing, was in alle delen van zijn lichaam als mijn hulp en troost”.


deel 7 – 16 september  1906

Afleiding door bezoekers. Hoe de waarheid een machtige magneet is om zielen aan te trekken. Luisa moet altijd de naakte, eenduidige waarheid tonen en gehoorzaam zijn aan haar biechtvader.

Mijn biechtvader zei me dat de overste niet wilde dat iemand me zou komen bezoeken. Ik zei hem dat het niet de eerste keer was dat deze gehoorzaamheid mij werd opgedragen maar zelfs vele keren. Deze regel werd gerespecteerd maar direct vergeten en alles werd weer zoals tevoren.
Als hij mij daarentegen zou opdragen om niet te spreken dan zou mijn zwijgen zorgen dat iedereen weg zou blijven. Hierna kreeg ik de heilige Communie en ik zei tot de Heer: “Als het U behaagt zou ik graag willen weten wat deze dingen met mij te maken hebben. U kent mijn opwinding waarin ik mezelf zie als ik onder de mensen kom, omdat ik alleen bij U vredevol ben. Verder begrijp ik niet waarom ze bij mij willen zijn, want ik ben zo'n boerinnetje en ik doe geen moeite om hen aan te trekken. Sterker nog, ik wens alleen maar vurig om altijd alleen te zijn”.

Toen zei Jezus: “Mijn dochter, de pure, éénduidige en naakte waarheid is de machtigste magneet om harten aan te trekken en maakt hen geschikt elk offer te brengen uit liefde voor de waarheid en voor de personen die die waarheid openbaren. Wie maakte het mogelijk voor alle martelaren om hun bloed te vergieten? De waarheid! Wie heeft de heiligen de kracht gegeven een zuiver en kuis leven te blijven leiden te midden van zo veel strijd? De waarheid! Het is de naakte waarheid, éénduidig en zonder eigenbelang, die zorgt dat mensen naar Mij willen komen. Ach, mijn dochter, hoe moeilijk is het om iemand te vinden die de naakte waarheid kan tonen – zelfs onder de geestelijkheid, de kloosterlingen en toegewijde zielen! In hun woorden en werken is altijd iets menselijks, eigenbelang of andere dingen en de waarheid wordt dan verduisterd en versluierd. Dientengevolge wordt de persoon die er naar luistert niet geraakt door de naakte waarheid, maar door een of andere menselijke doelstelling waarin de waarheid wordt verpakt. Vandaar dat die persoon niet de genade krijgt en de invloed ondergaat die de waarheid bevat.

Dit is de reden dat de biecht zo dikwijls nutteloos is, wordt ontheiligd en geen vrucht draagt. Ik onthoud hun het licht van de waarheid niet, maar zij krijgen die niet. De oorzaak is dat zij denken dat zij, als zij de naakte waarheid zeggen, hun prestige verliezen en niet meer geliefd zijn, dat zij niet langer die menselijke voldoening genieten en dat dat uit zal lopen op belangenverlies. Maar, oh, hoe vergissen ze zich.

Daarom zal wie alles verlaat uit liefde voor de waarheid, alles in overvloed bezitten en veel meer hebben dan de anderen. Dus vergeet nooit, waar mogelijk de naakte en éénduidige waarheid te tonen. Het is echter helder dat je gehoorzaam bent aan degene die je leidt, als de gelegenheid zich voordoet om de waarheid te tonen”.

Alles wat de liefde betreft heb ik op een versluierde wijze gezegd en terwijl de gehoorzaamheid van mij vroeg alles in nauwkeurige details op te schrijven, had ik de indruk dat ik toch niet had gehoorzaamd. Na dit aan onze Heer gevraagd te hebben zei Hij dat ik juist gesproken had omdat wie die gebreken bij zichzelf ontdekt, het al heeft begrepen.

deel 7 – 18 september  1906

Vrede is licht voor de ziel, voor de anderen en voor God die 't eeuwige Licht is.

Na lang wachten op mijn aanbiddelijke Jezus voelde ik me verdrietig en verward, denkend over wat de reden zou kunnen zijn dat Hij niet kwam. Toen kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, vrede is licht voor de ziel, licht voor anderen en licht voor God. Dus als de ziel in vrede is, is ze altijd licht. Bovendien is ze, als ze licht is, voortdurend verenigd met het eeuwige Licht waarvan ze doorlopend nieuw licht opneemt – niet alleen voor haarzelf, maar ook voor anderen. Als je daarom altijd licht wilt hebben wees dan vredevol”.


deel 7 – 23 september  1906

Werken voor en in Christus doet het mensen werk verdwijnen en het goddelijke werk ontstaat. Toen Luisa Jezus' doornenkroon en zijn wonden zag, besefte Luisa dat haar liefde slechts een schaduw is van zijn liefde.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus en mij omhelzend zei Hij: “Mijn liefste dochter, werken voor Christus doet het mensenwerk verdwijnen en Christus doet het goddelijk werk. Werk om deze reden altijd samen met Mij – alsof wij samen hetzelfde doen. Als je lijdt, lijdt samen met Mij; als je bidt, als je werkt, laat alles verlopen in Mij en samen met Mij. Zo zul je in alles de menselijke werken loslaten om die terug te vinden als goddelijke werken. Oh, hoe onmetelijk is de rijkdom die schepselen kunnen verwerven als ze zo werken maar het interesseert hen niet”.

Na deze woorden verdween Hij en ik voelde een groot verlangen om Hem terug te zien. Nadien bevond ik me buiten mezelf en ik zocht Hem overal. Omdat ik Hem echter niet vond, riep ik uit: “Oh Heer, wees niet zo wreed voor een ziel die helemaal van U is en die uit liefde voor U niets anders doet dan voortdurend sterven. Kijk, mijn ziel zoekt naar U en als ze U niet vindt, sterft ze voortdurend, omdat u het leven van mijn willen bent. In het proces van aanhoudend verlangen naar U, en U niet kunnen vinden, sterf ik voortdurend. Mijn adem, hartslag, geheugen en intellect – dat alles ondergaat voortdurend een wrede dood. Hebt U geen medelijden met mij?”

Op dit moment kwam ik weer terug bij mezelf en ik vond Jezus in mijn binnenste. Hij wilde me bovendien iets leren en zei: “Kijk, Ik ben helemaal in jou en ik ben er helemaal voor jou”.
Het kwam me voor dat Hij een doornenkroon op zijn hoofd had. Terwijl Hij daarop duwde druppelde het bloed. Toen zei Hij: “Dit bloed wordt uit liefde voor jou vergoten”. Ook toonde Hij mij zijn wonden en vervolgde: “Deze zijn voor jou”. Oh, hoe was ik in de war omdat mijn liefde vergeleken bij de zijne niets was dan en zeer kleine schaduw...!”


deel 7 – 2 oktober  1906

In de Goddelijke Wil kan ons lijden Jezus' wonden verzachten en genezen, Hoe Jezus zulke zielen de verdienste van de liefde toekent, hoewel Hij het genezend medicijn verschafte.

Na de heilige Communie voelde ik me buiten mezelf. Voorts zag ik een persoon die zeer leed onder vele kruizen en mijn gezegende Jezus zei: “Zeg haar dat ze, in de act waarin ze zich doelwit van vervolging voelt – en op het ogenblik dat de pijn en het lijden wordt gevoeld – gebruik kan maken van al haar lijden om mijn wonden te helen en te genezen. Op deze wijze komt haar lijden Mij ten goede: nu eens mijn zijde, dan weer mijn hoofd, dan mijn handen of voeten. Al deze wonden zijn pijnlijk en geprikkeld door de onmetelijke en vreselijke beledigingen die schepselen mij aandoen. Zeg haar ook dat ik haar een grote eer bewijs. Ik geef zelf het medicijn om mijn wonden te genezen en Ik geef haar ook nog de verdienste van de liefde omdat ze Me genezen heeft”.

Terwijl Jezus mij dit zei, zag ik veel zielen in het vagevuur die stomverbaasd waren toen ze dat alles hoorden. Vervolgens zei Hij: “Gelukkig gij allen die zulke verheven lessen krijgen en de verdiensten om het lijden van een God te verlichten en te genezen. Deze verdiensten overtreffen alle andere en verkrijgen een glorie die de glorie van de rest te boven gaat, zoals de Hemel de aarde te boven gaat. Oh, als wij toch zulke lessen hadden gekregen en hadden geweten dat ons lijden een God kon genezen. Hoeveel rijkdom en verdiensten hadden we kunnen krijgen – die we nu moeten ontberen”.


deel 7 – 3 oktober  1906

Jezus legt uit hoe enkelvoudigheid de ziel vult met genade en deze genade verspreidt naar anderen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, enkelvoudigheid vult de ziel volledig met genade, en maakt dat de genade zich buiten de ziel verspreidt. Nog sterker, als men deze genade binnen in zichzelf wil houden, lukt dat niet. Dat is net zoals bij de Geest van God die enkelvoudig is en zich vanzelf overal verspreidt, zonder enige inspanning en moeiteloos. Zo ook verspreidt de ziel die het vermogen van enkelvoudigheid bezit genade naar anderen toe, zelfs zonder het te beseffen”. Na deze woorden verdween Hij.
deel 7 – 4 oktober  1906

Jezus hernieuwt in Luisa de macht van de Vader, zijn wijsheid en de liefde van de heilige Geest. Hoe de almachtige wind van God het vuur van de goddelijke liefde in de zielen ontsteekt en rechtschapen werken houden dit brandend.

Na uit gehoorzaamheid enige woorden gesproken te hebben tot er uiteindelijk iemand zou komen, was ik bang dat ik tekort geschoten was in gehoorzaamheid omdat Jezus niet kwam. Wie kan de pijn in mijn ziel begrijpen bij de gedachte dat ik deze zonde had begaan. Hij kwam niet! Hem moeten missen is altijd een wrede pijn, maar het idee dat ik een fout had begaan kwelde me behoorlijk. Ik raakte buiten zinnen van wanhoop, alsof ik was gestorven door een val op mijn hoofd. Na lang wachten kwam Jezus. Hij raakte me driemaal aan en zei: “Mijn dochter, Ik hernieuw in jou de macht van de Vader in mijn wijsheid en in de liefde van de heilige Geest”.

Ik kan niet uitleggen wat ik voelde en ervaarde. Toen legde Jezus zijn hoofd met de doornenkroon op mijn hart en vervolgde: “Rechtschapen werken houden het licht van de goddelijke liefde in stand in de ziel en onrechtschapen werken hebben altijd de neiging deze liefde te verstikken en die uit te blazen met de adem van eigenliefde, menselijk opzicht, zelfrespect, de wens om anderen te behagen. Kortom er is zoveel adem die de goddelijke liefde verstikt. Daarentegen zijn de rechtschapen werken niet zo talrijk dat hun adem dit goddelijke vuur in de ziel ontsteekt, maar ze vormen een constante adem dat het vuur altijd brandend houdt en dat is enkel de almachtige adem van God”.


deel 7 – 5 oktober  1906

Het kindje Jezus legt Luisa uit dat Hij de beheerder is van haar ziel en als zíj iets wil beheren besteelt ze Hem. Luisa ziet hoe Jezus haar biechtvader uitlegt dat Hij zijn smarten eerst op haar wil afwentelen en dan op de biechtvader.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf met het kindje Jezus. Verder leek het dat Hij de bedoeling had Zich te vermaken en Hij zei: “Mijn dochter, Ik ben jouw meester en Ik kan met jou doen wat Ik wil. Je moet weten dat je van Mij bent en dat je niet je eigen baas bent. En je bent ook geen baas over ook maar één gedachte, verlangen of hartslag. Dientengevolge zou je als je ergens de baas over wil zijn, Mij bestelen”.

Opdat ogenblik zag ik mijn biechtvader die zich ontmoedigd voelde en die zijn leed op mij wilde afwentelen. Toen hield Jezus hem vlug tegen met zijn hand en zei: “Eerst wil Ik mijn ellende kwijt, en dat is heel wat, en dan kun jij hetzelfde doen”. Bij deze woorden kwam Jezus dicht bij me en goot zeer bittere vloeistof in mijn mond. Ik smeekte Hem voor mijn biechtvader te zorgen – en vroeg Hem hem aan te raken met zijn handjes opdat hij zich beter zou voelen. Toen raakte Jezus hem aan en zei: “Ja, ja”. Nadien verdween Hij.


deel 7 – 8 oktober  1906

Het kruis is voor de mens als teugels voor een paard.

In mijn gebruikelijke toestand kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, het kruis is voor het schepsel als de teugels voor een paard. Wat zou er worden van een paard als de mens geen teugels gebruikte? Ongebreideld zou hij niet te temmen zijn en van afgrond naar afgrond gaan tot dat hij razend wordt en zowel de mens als zichzelf iets aandoet. Met teugels daarentegen wordt hij getemd. Hij gaat langs veilige paden, wordt beschermd tegen iedere afgrond en dient de belangen van de mens. Het kruis houdt hem in toom en belet hem het pad van de hartstochten in te slaan die hij in zich voelt en die hem verslinden als een vuur. Het kruis blust dat vuur en in plaats van toe te slaan dat de mens woedend wordt tegenover God en zichzelf, houdt het hem in toom. Het kruis wordt een weg naar de eigen redding van de mens en naar de glorie van God. Oh, als er toch geen kruis was dat de goddelijke voorzienigheid in zijn oneindige wijsheid gebruikt om de mens te beteugelen om hem in bedwang te houden, hoeveel kwaad zou de mensheid dan overkomen!”


deel 7 – 10 oktober  1906

Jezus is voortdurend aanwezig in alle menselijke acten. Hoe de schepselen hun acten toeschrijven aan zichzelf en Hem doen walgen.

Vanmorgen stond de gezegende Jezus zichzelf toe om zich te vertonen in een stortvloed van licht en dit licht overstroomde alle schepselen. Op deze wijze kregen alle menselijke acten het verlangen vanuit dat licht werkzaam te zijn. Toen ik dit zag zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, Ik werk voortdurend mee in iedere menselijke act, of het nu een gedachte, ademhaling of een kleine beweging is. Schepselen echter denken nooit aan mijn denkwijze ten aanzien van hen en zij doen hun werk niet voor Mij. Zij schrijven het eerder toe aan zichzelf. Oh, als zij eens zouden denken aan mijn voortdurende zorg voor hen, zouden zij het mijne niet gebruiken ten nadele van mijn glorie en ten nadele van hun eigen welzijn! Het schepsel zou alles voor Mij doen en het Mij aanbieden, want alles wat voor Mij gedaan wordt, bewaar Ik om het in het volgende leven weer aan het schepsel te geven. Alles wat daarentegen niet voor Mij gedaan wordt, kan niet in Mij binnengaan, omdat het Mij niet waardig is. Zelfs hoewel het plaats heeft gehad met mijn begeleiding – vanwege mijn voortdurende medewerking met alle menselijke acten – walg Ik ervan en stoot Ik het af”.
deel 7 – 13 oktober  1906

Hoe in verlangens – zelfs als ze heilig zijn – en niet vredevol opgedragen aan de goddelijke wil, de ziel toch iets voor zichzelf achterhoudt. Jezus legt uit hoe Luisa's geschriften een goddelijke spiegel zijn.

In mijn gebruikelijke toestand stond mijn goede Jezus zichzelf toe om zich te laten zien en Hij zei: “Mijn dochter, om te weten of een ziel los van alles is, is het genoeg te zien of zij bereid is verlangens die bij haar opkomen – heilige of neutrale – in heilige vrede op te dragen aan de Goddelijke Wil. Als ze echter verward raakt, als ze zich zorgen maakt, betekent het dat ze minstens iets voor zichzelf houdt”.

Toen ik Hem hoorde spreken over verlangens zei ik: “Mijn verheven Goed, ik zou niets meer willen opschrijven. Oh, het is zo moeilijk. Bovendien, als het niet was uit angst uw Wil te verliezen en U te mishagen, zou ik niet langer schrijven”.
Toen onderbrak Jezus me en vervolgde: “Jij wilt dit offer niet brengen maar Ikzelf wil het. Dus als je wilt gehoorzamen, schrijf dan. Op dit ogenblik zullen deze geschriften dienen als een spiegel, niet alleen voor jou maar voor iedereen die deelt in jouw bescherming. Vandaaruit zal er een tijd komen dat die ook zullen dienen als een spiegel voor anderen, omdat alles wat je opschrijft door Mij wordt gezegd – en men noemt dat 'goddelijke spiegel'. Is het overigens jouw wens om deze spiegel van mijn schepselen af te nemen? Denk hier ernstig over na en wil Mij niet beperken door niet alles op te schrijven van deze 'goddelijke spiegel'.
Toen ik dit hoorde raakte ik in de war en vernederd en voelde weerzin tegen het schrijven, vooral bij deze laatste woorden. Gehoorzaamheid echter heeft het me definitief opgelegd en ik schrijf alleen om te gehoorzamen.


deel 7 – 14 oktober  1906

Het gevoel van eigenwaarde van priesters vergiftigt de genade die zij geven. De ziel die om onnozele redenen niet te communie gaat, deelt vanwege Gods rechtvaardigheid in Jezus doodsangst, als Hij niet door zielen ontvangen wordt. Hoe het vagevuur niet te vergelijken is met deze smart en het vuur van Jezus.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf samen met het kindje Jezus. Op dat ogenblik wendde Hij zich tot een priester en zei: “Gevoel van eigenwaarde vergiftigt de genade in u en in anderen omdat dit vergif andere via uw werk zal gegeven worden. De ziel wordt snel gewaarschuwd als ze merkt dat wat u zegt en doet dient voor uw zelfbevestiging. Als het gebeurt ter zelfbevestiging bereikt de genade haar niet, maar dat niet alleen, die komt binnen samen met het vergif in u; en de schade die hierdoor ontstaat is dat zij in plaats van leven te krijgen de dood vinden”.
Nadien vervolgde Jezus: “Het is nodig om van alles ontledigd te worden om vervuld te worden met alles wat God is. Bovendien, als het Al in u leeft zult ge makkelijk kunnen geven aan wie bij u komen en het Al aan anderen geven. Daar komt bij dat ge door dit te doen iedereen tot uw beschikking hebt. Dientengevolge zal niemand u iets kunnen weigeren, zelfs niet kunnen inschatten wat ge getransformeerd zult hebben van menselijk in goddelijk, op een wijze die aangenaam is voor Degene die in u leeft”.

Hierna zag ik een ziel in het vagevuur die wegvluchtte toen ze ons zag en zich voor ons verborg. Haar schaamte was zo intens dat ze verpletterd werd door de vernedering. Ik was hierdoor zo verbaasd, toen Jezus opdat moment verdween. Toen ging ik naar toe en vroeg naar de rede van haar gedrag. Zij voelde zich echter zo beschaamd dat ze geen woord kon zeggen; en toen ik aandrong zei ze: “Juist de rechtvaardigheid van God heeft mijn voorhoofd het zegel van de verwarring gegeven en zo veel vrees voor zijn aanwezigheid dat ik niet anders kan dan Hem ontvluchten. Ik ga in tegen mijn eigen verlangen, want, terwijl ik verteerd wordt van verlangen naar Hem, overspoelt me de angst die mij van Hem weg doet vluchten.

Oh God, U te zien en van U weg te vluchten is zo'n onuitsprekelijke en dodelijke pijn. Maar ik heb deze angst verdiend, meer dan andere zielen. Omdat ik tijdens een toegewijd leven om onnozele redenen niet te communie ging. Tijdens beproevingen, uit angst en vanwege onbelangrijke dingen en tijden zelfs omdat ik naar mijn biechtvader ging om hem mijn zwakke argumenten te laten horen om niet te communie te gaan. Wat voor zielen van geen belang lijkt zal God streng beoordelen en dat bezorgt hun angst die boven vele andere uitgaat, omdat deze fouten rechtstreeks tegen de liefde ingaan.

Bovendien, Jezus Christus is het allerheiligste Sacrament. Hij brandt van liefde en Hij brandt van verlangen om zich aan de zielen te geven en Hij voelt zich voortdurend sterven. Voorts is het een belediging voor Hem, als de ziel Hem wel kan ontvangen, maar dat niet doet vanwege onbeduidende voorwendsels. Zij veroorzaken zo'n ongenoegen bij Hem dat Hij zich voelt stikken in zijn eigen liefde en Hij verbrandt. Bovendien, omdat Hij niemand vindt die zijn liefde wil ontvangen, niemand waarin Hij dit vuur kan milderen en bijna gedreven tot krankzinnigheid herhaalt Hij: “Er wordt geen rekening gehouden met de excessen van mijn liefde; nog sterker, zij worden vergeten. Zelfs degenen die zeggen dat zij mijn bruiden zijn, verlangen er niet naar Mij te ontvangen. Ik kan hen niet vertrouwen. Oh, Ik word niet bemind, en mijn liefde wordt op geen enkele wijze beantwoord. Om me te zuiveren van schuld heeft de Heer me laten delen in zijn pijn dat Hij niet door zielen ontvangen wordt. Dit is bovendien in zich een pijn en het vuur is onvergelijkbaar met die in het vagevuur”.

Hierna bevond ik me in mezelf, verbaasd en geschokt bij de gedachte aan de pijn van deze ziel en hoe we om onbelangrijke dingen de communie niet ontvangen.
deel 7 – 16 oktober  1906

Hoe iedere heilige een aparte en complete symfonie in de Hemel is, allen eindigend met de zelfde toon van de liefde. Wie de Heer het meest behaagt is degene die meer liefheeft, niet degene die meer doet.

Omdat ik wat volgt had weggelaten, droeg de gehoorzaamheid mij op om het er bij op te nemen. En dus bevond ik me buiten mezelf en het leek of er in de Hemel een bijzonder feest aan de gang was. Ik was uitgenodigd voor dit feest en het kwam me voor dat ik met de heiligen mee zong. Het was niet nodig iets in te studeren, omdat men voelt dat er iets ingestort wordt; en men wist hoe hetzelfde te doen als wat de anderen zongen of deden.

Het leek me dat ieder van de heiligen op zich een aparte muzikale toon teweeg bracht of eerder een apart muziekstuk; toch was alles in harmonie met elkaar. Sommigen zongen lofzangen, anderen bezongen de glorie, weer anderen dankliederen en anderen zegening; maar al deze tonen verenigden zich in één enkele toon en deze toon is de liefde. Het lijkt of één enkele stem al die stemmen verenigt en eindigt met het woord liefde.

Deze uitroep van liefde weerklinkt zo lieflijk en sterk dat alle andere stemmen verdwenen in deze liefdezang. Het leek of al de heiligen in extase raakten, nu eens in slaap gewiegd, dan weer ontwaakten, in een roes door deze uitroep of zang van liefde, zo verheven, zo harmonieus, zo prachtig dat allen in de Hemel er in werden opgenomen. Zij genoten zo te zeggen van nog een paradijs voor hen.

Maar wie waren de gelukkigen die het uitriepen en deze liefdetonen in alles lieten weerklinken en de gelegenheid schiepen voor zo veel geluk in de Hemel zelf? Dat waren degenen die de Heer het meeste lief hadden toen zij op aarde leefden. Zij waren het niet die grote dingen deden, boete en wonderen. Nee, nooit. Alleen de liefde gaat alles te boven en al het andere raakt op de achtergrond. Dus wie veel lief heeft, eerder dan wie veel doet, zal het meest aanvaardbaar zijn voor de Heer.

Het lijkt of ik nonsens uitkraam, maar wat kan ik doen? Gehoorzaamheid heeft daar een lans voor gebroken. Wie weet niet, dat de dingen van hierboven hier beneden niet gezegd kunnen worden? Om niet nog meer nonsens uit te kramen houd ik op.


deel 7 – 18 oktober  1906

Hoe Jezus in zijn hart de verborgen werken bewaart, die Hem meer waard zijn dan een miljoen zichtbare en publiek werken.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, de werken die Mij het meest behagen zijn de verborgen werken, omdat zij vrij zijn van het al te menselijke, zo veel waarde hebben, en zo kostbaar zijn dat Ik die binnenin mijn hart bewaar bij de meest waardevolle en buitengewone dingen. Als men een miljoen zichtbare en publieke werken zou kunnen vergelijken met één enkel innerlijk en verborgen werk, zouden die miljoen zichtbare werken in het niet vallen en niet opwegen tegen de innerlijke werken. Dat komt omdat er altijd iets al te menselijks zit in de zichtbare werken”.


deel 7 – 20 oktober  1906

Jezus klaagt over de verborgen ontheiliging door zijn priesters van zijn stenen tempels en zijn eigen lichaam.

Toen ik me buiten mezelf bevond, trof ik mezelf aan in een tempel waar veel mensen een heilige ceremonie bijwoonden. Op dat moment leek het alsof mensen, met toestemming van de autoriteiten, mochten binnen komen om de heilige plaats te ontwijden. Sommigen renden en sprongen overal rond, anderen oefenden geweld uit op de mensen die daar waren en sommigen sloegen de hand aan het heilig Sacrament en aan de priesters.
Terwijl ik dit gade sloeg huilde ik en smeekte de Heer: “Sta niet toe dat uw heilige tempels worden ontheiligd. Wie weet hoeveel kastijdingen U over uw schepselen moet laten neerkomen vanwege deze vreselijke zonden”.
Na deze woorden zei Jezus tot mij: “Mijn dochter, de reden voor al deze enorme beledigingen zit in de zonden van de priesters. Zonde is de oorzaak en de straf voor andere zonden. Op de eerste plaats ontheiligden ze op een verborgen wijze mijn heilige tempel, droegen heiligschennende missen op en in het toedienen van de sacramenten slopen onzuiverheden. Deze heiligschennissen worden begaan onder het mom van heiligheid en zij ontwijden niet alleen mijn tempels van steen maar mijn eigen Lichaam.

Dit alles dringt door tot de leken, want zij zien in de priesters niet het licht wat nodig is op hun weg. Daarom treffen leken bij priesters alleen duisternis aan en de leken raken zo in duisternis dat zij het prachtige licht van het geloof verliezen. Voorts kan men zonder dit licht hun ernstige ontsporingen niet ontwaren. Bid daarom voor de priesters dat zij licht mogen zijn voor de mensen en als het licht herboren wordt, kunnen de leken tot leven komen en hun dwalingen onderkennen. Als ze die zien zullen zij weigeren om deze ernstige uitspattingen te begaan die de oorzaak zullen zijn van grote kastijdingen”.



deel 7 – 23 oktober  1906

Jezus droefenis dat de meerderheid van de geestelijkheid hun mannelijk karakter verloren heeft.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus heel bedroefd, en wilde zijn smarten over mij uitstorten. Nadien zei Hij: “Mijn dochter, Over Mij wordt zoveel bitterheid uitgestort door schepselen dat Ik het niet allemaal kan opnemen. Daarom wilde Ik jou erin laten delen. In deze tijden wordt alles te vrouwelijk. Zelfs de geestelijkheid heeft haar mannelijk karakter verloren en heeft een vrouwelijke manier van doen. Het is moeilijker geworden om mannelijke priesters te vinden, omdat er een overvloed is aan te vrouwelijke priesters. Oh, wat is de mensheid in een erbarmelijke toestand geraakt!”
Na deze woorden verdween Hij. Ik zelf begreep de betekenis niet van wat Hij zei, maar de gehoorzaamheid wenste dat ik dit opschreef.


deel 7 – 25 oktober  1906

Voor wie genade krijgt is dat 't licht en de weg. Voor wie geen genade krijgt betekent 't duisternis en kastijding.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en het leek of enige mensen me wilden kruisigen. Terwijl ze mij uitstrekten op het kruis kon ik onze Heer binnenin mij zien. Terwijl Hij zich uitstrekte in mij strekte Hij zichzelf gelijktijdig samen met mij uit. Dus in mijn handen waren zijn handen en de spijkers doorboorden zowel mijn handen als de zijne. Bovendien leed Hij alles wat ik leed. Deze spijkers waren zo pijnlijk dat ik het gevoel had dat ik zou sterven. Toen gingen die mensen verder met het vastnagelen van mijn voeten. Waarna ik op dat ogenblik Jezus niet mét mij maar vóór mij zag. Mijn lijden werd getransformeerd in licht en boog zich in aanbidding voor onze Heer. Toen zei Hij: “Mijn dochter, voor degene die genade krijgt betekent dat licht de weg, voedsel, kracht en troost. Voor wie die niet krijgt is het geen licht. Als hem de weg onder zijn voeten ontbreekt, heeft hij geen kracht en volkomen in het duister wordt de weg veranderd in vuur en kastijding”.


deel 7 – 28 oktober  1906

Al wat licht is komt van God. De keuze om zich af te wenden van Gods licht geeft duisternis en brengt alleen kwaad voort.

Na de heilige Communie bevond ik me binnenin een groot licht. En in dit licht was Jezus zelf en Hij zei: “Mijn dochter, alles wat licht is is het mijne; niets behoort aan het schepsel. Het gaat als met iemand die zich bekleed ziet met de stralen van de zon. Deze persoon zou dom en dwaas zijn als hij het licht waarvan hij geniet zou willen toeschrijven aan zichzelf. Hij zou zich kunnen afwenden van het licht en zeggen: 'Ik wil in de schaduw lopen'. En dit zeggen zou genoeg zijn om in de schaduw te zijn. Dientengevolge kan de ziel zich afwenden van mijn licht maar, zij blijft in de duisternis en duisternis kan alleen kwaad voortbrengen”.


deel 7 – 31 oktober  1906

Geduld in het lijden betekent heersen, een groter rijk bekomen van genade, deugd en glorie.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus heel even en zei: “Mijn dochter, voor elk lijden dat de ziel verdraagt, krijgt ze meer zelfbeheersing. Dit komt omdat geduld in lijden heersen betekent. Bovendien, als ze zich beheerst, krijgt ze zelfs grotere zelf-controle naarmate ze meer lijdt. Daarom doet ze niets anders dan haar koninkrijk in de Hemel uitbreiden en intensiveren en zo verkrijgt ze onmetelijke rijkdom voor het eeuwig leven. Dus iedere keer als je meer lijdt moet je beseffen dat je een groter koninkrijk in je ziel krijgt. Dat wil zeggen, een rijk van genade overeenkomstig een rijk van deugd en glorie”.


deel 7 – 6 november  1906

Omdat Hij God was had Jezus geen geloof of hoop – alleen liefde. De ziel die leeft in de Goddelijke Wil heeft het doel van haar geloof al gevonden en zij bezit het voorwerp van haar hoop, dus verliest zij bijna twee deugden. Hoe de ziel van God ware en volmaakte berusting ontvangt wat het zegel is van voorbestemming en bezit.

Ik bad alsof ik dat samen deed met onze Heer en met zijn eigen intenties. Toen ik het credo bad zonder erbij na te denken wat ik zei, was dat een poging te bidden met Jezus geloof om zo eerherstel te geven voor zo veel ongeloof en voor allen de gave van het geloof te bekomen. Ik was hierin verdiept toen Jezus in mijn binnenste in beweging kwam en zei: “Mijn dochter, je hebt het mis. Ik had geloof noch hoop, omdat Ik zelf God was. Ik was alleen liefde”.

Toen ik het woord liefde hoorde, beviel 't mij zo om alleen lief te hebben dat ik, zorgeloos, nog eens met nonsens kwam: “Mijn Heer, ik zou zoals U willen zijn – alleen maar liefde en niets anders”. Toen vervolgde Jezus: “Dit is precies mijn bedoeling. Daarom spreek Ik dikwijls met je over volmaakte berusting. Want door in mijn Wil te leven krijgt de ziel de meest heldhaftige liefde. Zij slaagt erin Mij te beminnen met mijn eigen liefde en wordt één en al liefde en als ze één en al liefde wordt blijft ze voortdurend in contact met Mij.

In Mij, met Mij en voor Mij doet de ziel daarom alles wat Ik verlang. Bovendien doet of verlangt ze niets anders dan mijn Wil waarin al de liefde van de Eeuwige ligt besloten en waarin de ziel ook ingesloten is. Zo slaagt de ziel erin geloof en hoop bijna uit het oog te verliezen, omdat de ziel als ze in de Goddelijke Wil gaat leven niet langer het contact ervaart met geloof en hoop. Als ze in zijn Wil leeft, wat moet ze dan geloven als ze Hem gevonden heeft en Hem tot haar voedsel maakt? En wat moet ze hopen als ze Hem al bezit – als ze niet buiten maar in God leeft? Daarom is ware en volmaakte berusting het zegel van een zekere voorbestemming en van een stellig bezit van God dat de ziel verkrijgt. Heb 't begrepen? Laat dit goed tot je doordringen!”

Ik bleef erover denken en twijfelde en zei bij mezelf: “Misschien wil Hij me op de proef stellen om te zien wat ik doe, of om me een grotere kans te geven om meer nonsens uit te kramen, om me te laten zien waar mijn hoogmoed toe zal leiden. Toch denk ik dat het goed is om nonsens te verkopen want het dwingt Hem om iets te zeggen en men beleeft de vreugde zijn stem te horen waardoor men van dood naar leven terugkeert”.

Toen dacht ik: Wat voor geks kan ik nog meer zeggen? Dit dacht ik toen mijn gezegende Jezus weer in beweging kwam en Hij antwoordde: “Jij bent degene die Mij op de proef wil stellen, niet Ik! Houd op met te twijfelen aan mijn Waarheid!”
Ik voelde me verward en overwoog wat Jezus me gezegd had, maar wie kan het allemaal zeggen? Er zijn dingen die men niet kan uitleggen.


deel 7 – 9 november  1906

Hoe de ziel voedsel voor Jezus is en Jezus voedsel voor de ziel. Jezus beloont deze ziel met een nieuw leven van genade. Altijd mediteren over de passie behaagt Jezus en heeft Hij het liefst.

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik over de passie van onze Heer. Terwijl ik dit deed kwam Hij vervolgens en zei: “Mijn dochter, wie altijd mediteert over mijn passie ervaart het en heeft medelijden met Mij. Dit behaagt Mij altijd, omdat Ik dan beloond word voor alles wat Ik leed in mijn passie. De ziel die altijd mediteert over mijn passie wordt steeds meer voedsel, waarin een variatie van kruiden en smaken die in haar verschillende effecten teweeg brengen.

Als zij me tijdens mijn passie vast bonden met kettingen en touwen, maakt deze ziel me los en geeft me vrijheid. In plaats van degenen die Me verachten, Me bespuugden en Me te schande maakten, waardeert ze Mij, verwijdert het spuug en brengt Mij eer. In plaats van degenen die Mij ontkleedden en Me geselden, geneest ze Mij en kleedt Me aan. In plaats van degenen die Me kroonden met doornen, Mij behandelden als een bespottelijke koning, mijn mond vulden met bittere gal en Mij kruisigden, kroont deze ziel Mij, mediterend over al mijn smarten, met glorie en eert Mij als haar koning. Zij verwijdert de spijkers uit het kruis en doet Mij verrijzen in haar hart. Iedere keer als de ziel dit alles doet geef Ik haar als beloning een nieuw leven van genade. Zo is die ziel mijn voedsel en Ik maak Mezelf voortdurend tot haar voedsel. Wat Ik het liefste heb is dat de ziel voortdurend en altijd mediteert over mijn passie”.


deel 7 – 12 november  1906

In de tijd geeft de ziel Jezus een verblijfplaats, en in de eeuwigheid geeft Hij een verblijfplaats aan de ziel.

In mijn gebruikelijke toestand zei ik de gezegende Jezus: “Oh, wat verlang ik ernaar U te hebben, om meer door U bemind te worden”. En in mijn binnenste zei Hij: “Ik heb je zo lief dat Ik je nooit verlaat en Ik verblijf onophoudelijk in jou”. En ik: “Dank U dat U zo welwillend bent om in mij te verblijven, maar ik ben niet zo tevreden; ik zou meer tevreden zijn en ik zou me veiliger voelen als ik in U kon verblijven”. En Hij: “Ach, mijn dochter, in de tijd geef jij Mij een verblijfplaats en in de eeuwigheid zal Ik die aan jou geven; en wees heel tevreden en wees er zeker van dat Degene die in jou woont de macht heeft om jouw woning te verdedigen en vrij te houden van elk gevaar”.

deel 7 – 14 november  1906

Het kruis rekt de grenzen op van het koninkrijk des Hemels.

Oh, hoeveel heb ik geleden omdat ik Jezus zo mis! Na lang wachten toonde Hij zich plotseling en zei: “Mijn dochter, als volmaakte berusting het zekere en stellige teken is van voorbestemming, dan rekt het kruis de grenzen op van het koninkrijk des Hemels”. Toen verdween Hij als een lichtflits.


deel 7 – 16 november  1906

Het verschil tussen zonden begaan door religieuzen en begaan door leken. Jezus vergelijkt het met de belediging van een koning door dorpelingen die bevrijd zijn door Hem uit de slavernij van andere koningen – ten koste van veel bloedvergieten – en nadien voor hen gezorgd heeft, vergeleken met degenen die niet bevrijd zijn.
Terwijl ik me buiten mezelf bevind, zag ik zo veel beledigingen begaan door priesters en leken en het grote verdriet dat de gezegende Jezus daarvan had. Toen zei ik verbaasd tegen Hem: “Mijn lieve leven, het is waar dat leken U beledigen. Niettemin toont U meer pijn en het meeste verdriet wanneer die toegewijden U beledigen dan de leken. Het komt me voor dat U één en al oog bent voor wat de eerst genoemden doen en U doet net of U niet ziet wat de leken doen”.

Toen zei Jezus: “Oh mijn dochter, jij kunt het verschil niet begrijpen tussen de beledigingen van religieuzen en die van leken en daarom ben je verbaasd. De religieuzen hebben verklaard dat ze Mij toebehoren, dat ze Me liefhebben en Me willen dienen. Bovendien heb Ik, op mijn beurt, hun de schatten van mijn genade toevertrouwd en aan sommigen zelfs mijn eigen sacramenten zoals in 't geval van mijn priesters.
Voorts doen de religieuzen 't voor de buitenwereld voorkomen dat ze Mij toe behoren, maar van binnen hebben ze zich van Mij verwijderd. Naar buiten toe ziet het er naar uit dat ze Me liefhebben, maar van binnen beledigen ze Me en gebruiken ze heilige dingen om hun begeerte te bevredigen. Dientengevolge houd Ik ze in de gaten omdat Ik niet wil dat ze mijn gaven en mijn genade verkwisten. Ondanks mijn zorg echter slagen zij er toch in mijn gaven te verwoesten, zelfs in die erg uiterlijke dingen waarmee zij Mij lijken te verheerlijken. Het is een zeer ernstige belediging en als je het kon begrijpen zou je direct sterven van pijn.

De leken daarentegen beweren van zichzelf dat ze Mij niet toebehoren, dat ze Mij niet kennen en ze willen Mij niet dienen. Dus op de eerste plaats is hun geest vrij van schijnheiligheid wat Mij het meest mishaagt. Omdat ze beweerd hebben dat ze Mij niet toebehoren kan Ik hun mijn gaven niet toevertrouwen. Daar komt nog bij dat hoewel genade hen zelfs stimuleert en met hen strijd voert, hun die niet wordt gegeven omdat zij die niet willen.

Op dezelfde manier overkomt het een koning die oorlog voert om de dorpen te bevrijden van slavernij onder andere koningen. Door gebruik van geweld en veel bloedvergieten slaagt de koning erin een groot deel van die dorpen te bevrijden. Anderzijds worden de dorpelingen verder onderworpen aan 't regime van de koning die in alles voorziet, zelfs geeft hij hun zo nodig onderdak in zijn eigen huis. Vertel me eens, wie zouden de koning het meeste mishagen als zij hem beledigen? Degenen die met hem leven of degenen die hij wil bevrijden maar die niet werden bevrijd?”


deel 7 – 18 november  1906

Werken zonder innerlijke geest en de juiste intentie missen de goddelijke substantie, zijn waardeloos en veroorzaken bij die persoon meer schade dan heil.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn gezegende Jezus als een schaduw en Hij zei: “Mijn dochter, als men de substantie van voedsel zou kunnen scheiden van het voedsel en iemand zou het eten, zou dit voedsel zonder substantie niets hebben. Sterker nog, het zou alleen dienen om de maag op te blazen. Zo ook zijn werken zonder innerlijke geest en de juiste intentie zonder goddelijke substantie; zij zijn niets waard. Zij dienen voorts alleen om de persoon op te blazen en veroorzaken bij hem meer schade dan heil”.


deel 7 – 20 november  1906

De gehoorzame ziel bezit de goddelijke kracht om alles in beweging te brengen en te beheersen, terwijl zij zelf onbeweeglijk blijft.

In mijn gebruikelijke toestand, vol bitterheid omdat ik mijn lieflijke Jezus voortdurend moest missen, zag ik Hem in een lichtflits en Hij zei: “Mijn dochter, gehoorzaamheid is een onbeweeglijke muur en de ziel wordt dit eveneens. Om echter onbeweeglijk te zijn is het noodzakelijk om sterk en robuust te zijn. Gehoorzaamheid geeft kracht aan de ziel zodanig dat alles erg zwak blijft totdat de gehoorzame ziel de goddelijke kracht bezit. Zo kan de gehoorzame ziel alles in beweging brengen en alles beheersen; maar zij kan door niets bewogen worden”. Na deze woorden verdween Hij.


deel 7 – 28 november  1906

Jezus wil dat Luisa altijd innig verenigd blijft met Hem. Omdat Hij God en mens is, bevat Jezus alles in zichzelf. Zelfs als anderen Hem niets geven ontvangt Jezus alles van Luisa als ze alleen werkt met de intentie en de instelling dat haar werk van Hem komt.
In mijn armzalige toestand zag ik mijn gezegende Jezus. Het leek alsof Hij alles van zichzelf in mij transformeerde zodanig dat als Hij ademde ik zijn adem in mij kon voelen. Als Hij zijn arm bewoog, kon ik zijn arm in de mijne voelen etc. Terwijl Hij dit deed zei Hij: “Mijn lieve dochter, zie je hoe innig verenigd Ik met jou leef? Zo wil Ik jou innig verenigd met Mij. Maar denk niet dat je dit alleen moet doen als je bidt of als je lijdt. Nee, eerder altijd en voor altijd. Als je beweegt, ademt, werkt, eet, slaapt – dit alles moet je doen alsof je het doet in mijn Mensheid, alsof al je werk uit Mij komt.
Op deze manier kan niets het jouwe zijn. Sterker, alles moet alleen in jou zijn als een bolster en als je deze bolster van je werk opent moet daar de vrucht van het goddelijk werk te vinden zijn. Zo moet je alles doen – en ten gunste van alle schepselen – alsof mijn Mensheid te midden van alle schepselen aanwezig is. Door alles te doen met de bedoeling leven van Mij te ontvangen, krijgen zelfs de onbeduidendste en kleine acten de verdiensten van mijn Mensheid. Als God en mens bevat Ik alles in Mijzelf. Dat wil zeggen, in mijn adem bevat Ik de adem van iedereen. In mijn beweging bevat Ik de beweging van iedereen. In mijn gedachten, de gedachten van allen. Dientengevolge werden allen verbeterd en geheiligd door Mij.

Welnu, als jij totaal werkt met de intentie en de instelling je werk van Mij te krijgen, zul je uiteindelijk alle schepselen in jezelf omhelzen en bevatten, Voorts zal je werk verspreid worden voor het heil van allen. Daarom zal Ik, zelfs ofschoon de anderen Mij niets geven, toch alles van jou ontvangen”.
Na deze woorden verdween Hij. Ik wilde deze dingen eigenlijk niet zeggen omdat ik, daar ze zo persoonlijk zijn, niet weet hoe die duidelijk te maken. Moge alles echter zijn voor de glorie van God.



deel 7 – 3 december  1906

Zoetheid (honing) en vrede (melk) zijn een teken van een geordende ziel, die druipt van melk en honing, wat God eer brengt.

Beroofd van mijn gezegende Jezus voelde ik me ongerust en ik ervaarde grote bitterheid. Oh, God, wat een pijn! Andere pijnen zijn vergeleken hiermee maar schaduwen en zelfs opluchting. Alleen deze angst U te moeten missen kan pijn genoemd worden. Terwijl ik dit zei, kwam Jezus uit mijn binnenste en zei: “Wat wil je? Kalmeer, kalmeer! Je hebt me hier en Ik ben niet alleen bij je, maar Ik ben in je. Daarom wil Ik je niet angstig zien. Alles moet zoetheid en vrede in je zijn. Zo kan men van jou zeggen wat van Mij wordt gezegd: Van Mij druipt niets dan melk en honing. De honing symboliseert zoetheid en de melk vrede. Dit druipt van mijn ogen, mijn mond en van al mijn werk. Als je de zwakste schaduw van een angstige en bittere geest toont, onteer je Degene die in je leeft.

Ik houd zo van deze zoetheid en vrede in de ziel dat Ik deze overgevoelige heftige en opgewonden manier van doen niet wil en niet accepteer. Ik wil en accepteer alleen die manier van doen die zoet en vredevol is, omdat zoetheid harten samen bindt. Dan kan Ik zeggen: 'In deze ziel is de vinger Gods'. Bovendien als deze rusteloze en felle manier van doen Mij mishaagt, dan mishaagt die de schepselen evengoed. Wie spreekt over en trakteert op dingen van God zonder zoetheid en vrede, geeft blijk dat hij zijn passie niet onder controle heeft. Bovendien kan iemand die zichzelf niet onder controle heeft, ook anderen niet onder controle houden. Dus als je Mij eer wil brengen, wees dan voorzichtig met alles wat geen zoetheid en vrede is”.



deel 7 – 6 december  1906

Jezus legt uit aan Luisa dat Hij, als ze Hem mist, werkelijk in haar is – dat Hij zich verbergt om te zien wat ze doet. Zelfs als Luisa tegenover Hem onvolmaakt handelt, handelt Jezus tegenover haar met een overvloed aan volmaaktheid.

Nog steeds in een toestand van diep gemis van mijn Jezus, zei ik in mijn binnenste: “Leven van mijn leven, waarom komt U niet? Hoe verhard is uw hart, dat u niet naar me luister! Waar blijven uw beloften? Waar is uw liefde als U me in de steek laat in de afgrond van mijn ellende? U beloofde me nooit te verlaten; U zei dat U me zo liefhad en nu? U zei zelf dat men aan standvastigheid kan zien of iemand waarlijk bemint; en als er geen standvastigheid is kun je geen conclusies trekken over hun liefde. Bovendien als U van mij standvastigheid wil waarom ontzegt U, die mijn leven zijt, het mij dan?”

Terwijl ik dit en andere nonsens zei kwam Jezus in mijn binnenste in beweging en mij ondersteunend met zijn arm zei Hij: “Ik ben in jou en Ik verberg Me om te zien wat jij doet. Ik heb je in niets tekort gedaan; noch in mijn beloften, noch in mijn liefde, noch in mijn standvastigheid. Daar komt bij, als jij je tegenover Mij onvolmaakt gedraagt, doe Ik alles tegenover jou met een overvloed van volmaaktheid”. Na deze woorden verdween Hij.


deel 7 – 15 december  1906

De Goddelijke Wil is het enige substantiële voedsel voor de ziel. Hoe die het geluk van de ziel uitmaakt en haar goddelijke – geen menselijke – overvloed schenkt.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, was ik meer dan ooit verbitterd door het gemis van Jezus. Toen, in een oogwenk, voelde ik me totaal opgenomen in de Wil van God. Bovendien begon ik me van binnen zo kalm te voelen dat ik mezelf niet meer voelde maar alleen de Goddelijke Wil. Ik werd er helemaal in opgenomen, zelfs als ik Jezus miste. Toen zei ik bij mezelf: “Wat een kracht, wat een verrukking, wat een aantrekkingskracht heeft deze Goddelijke Wil, dat die zelfs mezelf doet vergeten!”

Terwijl ik hierin opging, bewoog Jezus in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, oh, de Goddelijke Wil is het enige substantiële voedsel dat alle smaak en geur bevat die geschikt en passend zijn voor de ziel. Zij vindt daar haar uitgelezen voedsel en wordt kalm. Zij vindt het verlangde voedsel en wil langzaam eten zonder iets anders te wensen. Haar neigingen zoeken niet langer naar bevrediging omdat zij een middel hebben gevonden om bevredigd te worden. Haar wil heeft niets meer te wensen, omdat zij haar wil achter zich gelaten heeft die haar vroeger kwelde; en zij heeft de Goddelijke Wil gevonden die haar geluk uitmaakt. Ze heeft haar armoede verlaten en weelde gevonden – niet menselijk maar goddelijk.

Kortom, het hele innerlijk van de ziel vindt haar voedsel. Dat wil zeggen de activiteit van haar innerlijk houdt haar bezig en boeit haar. Terwijl de ziel hierin haar tevredenheid vindt, weet zij ook wat te doen en hoe voortdurend bij te leren om altijd nieuwe dingen te waarderen. De ziel groeit van minder kennis naar meer, van kleine dingen naar grotere. Van één aroma gaat zij naar meer verheven smaken; en er blijft altijd meer te ondervinden in deze sfeer van de Goddelijke Wil!”


deel 7 – 3 januari 1907

Als ze op zichzelf vertrouwt is de ziel angstig; vertrouwend op God vreest ze niets. Echt vertrouwen doet het goddelijk leven in de ziel groeien.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn gezegende Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, als de ziel angstig is, is het een teken dat zij veel vertrouwt op zichzelf. Sterker nog, als ze niets anders in zichzelf vindt dan zwakte en ellende is het natuurlijk en logisch dat ze bang is. Als de ziel daarentegen niets vreest, is dat een teken dat zij op God vertrouwt. Haar ellende en zwakheid verliezen zich in God en zij voelt zich bekleed met het goddelijk Wezen. Dientengevolge is het niet de ziel die werkt, maar God werkt in de ziel. En wat heeft ze dan te vrezen? Dus echt vertrouwen doet het goddelijk leven toenemen in de ziel”.


deel 7 – 5 januari  1907

Ware heiligheid betekent alles ontvangen wat kan gebeuren en alles wat ge kunt doen, als iets speciaals van de goddelijke liefde. De ziel beantwoordt deze specialiteit van de goddelijke liefde met haar eigen liefde en leeft een leven dat meer hemels is dan aards.

Nadat ik had gelezen hoe een ziel gewetensbezwaren had over alles en bang was dat alles een zonde was, dacht ik bij mezelf: “Wat ben ik oppervlakkig. Ik zou willen dat ik ook kon denken dat alles zonde is om zo aandachtiger te zijn en de Heer niet te beledigen”. Maar de gezegende Jezus zei toen Hij kwam: “Mijn dochter, dat is niet nodig. De ziel die zo denkt wordt afgehouden van het pad van de heiligheid. De enige ware heiligheid bestaat erin dat de ziel alles wat kan gebeuren en alles wat ze kan doen ontvangt als iets speciaals van de goddelijke liefde, zelfs als het iets onbelangrijks is – zoals b.v. aangenaam voedsel krijgen.

Een specialiteit van de liefde kan zijn iets om van te genieten, het idee dat Jezus zorgt voor een heerlijke smaak, omdat Hij de ziel zo liefheeft dat Hij haar vreugde schenkt zelfs in materiële dingen. Een specialiteit van de liefde kan ook iets vervelends zijn, het idee dat Hij haar zo lief heeft in dat ongenoegen dat Jezus wil dat de ziel gelijk is aan Hem in de versterving. Zo geeft Jezus zelf een munt aan de ziel opdat zij die aan Hem aanbiedt op dezelfde manier als Hij deed. Een specialiteit van goddelijke liefde kan zijn dat de ziel vernederd wordt, of geprezen; dat ze gezond is of ziek, dat ze arm is of rijk. Een specialiteit van de liefde kan zijn de adem, het zicht, de tong alles. Zoals alle dingen moet de ziel die ontvangen als een specialiteit van de goddelijke liefde. Daarom moet zij altijd weer terugkeren naar God als haar eigen bijzondere liefde. Zo moet de ziel de golf van Gods liefde ontvangen en op haar beurt moet zij God de golf van haar liefde geven. Oh, wat een heiligmakend bad geven deze golven van wederzijdse liefde! Het zuivert de ziel, heiligt haar en doet haar zo vooruitgaan, dat zij het zelfs niet merkt. Dientengevolge leeft deze ziel meer het leven van de Hemel dan van de aarde. Dit is wat ik van jou verlang... en niet de gedachte aan zonde”.



deel 7 – 10 januari  1907

Schepselen moeten zich niet hechten aan Gods gaven, maar die gebruiken om God meer lief te hebben – bereid zijn om deze gaven op te offeren vanwege dezelfde liefde.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus voor een korte tijd en zei: “Mijn dochter, de gehechtheid van schepselen aan hun eigen bevrediging is zodanig dat Ik genoodzaakt ben om mijn gaven bij Mij te houden. Dit komt omdat zij zich hechten aan mijn gaven in plaats van aan de Gever – zij verafgoden de gaven en beledigen de Gever. Dientengevolge zijn zij gretig als zij plezier vinden in mijn gaven. Als zij daarentegen geen vreugde voelen, doen zij niets.

Hun eigen bevrediging vormt een tweede leven in schepselen. Toch weten de stakkers niet waar ze de ware vreugde kunnen vinden en met moeite vinden ze de goddelijke vreugde zelfs in heilige dingen. Daarom moeten de schepselen als ze mijn gaven, genaden en gunsten krijgen, die niet toe-eigenen als hun eigen dingen en op deze manier hun eigen plezier bepalen. Zij moeten die echter op hun beurt beschouwen als gaven van de goddelijke vreugde en ze gebruiken om de Heer groots lief te hebben, bereid om die te offeren aan die zelfde liefde”.




deel 7 – 13 januari  1907

Jezus wilde alle vernederingen in zijn Mensheid ondergaan om de menselijke natuur te vernieuwen. Hij vraagt Luisa wat Hij nog meer had kunnen doen dan wat Hij deed.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, zag ik mijn gezegende Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, hoe diep heb Ik de zielen bemind. Kijk, de menselijke natuur was bedorven, vernederd en zonder hoop op glorie of verrijzenis. Dus wilde Ik alle vernederingen ondergaan in mijn Mensheid, vooral ontdaan worden van mijn kleren, gegeseld en gekastijd. Bovendien wilde Ik mijn vlees de geseling laten ondergaan, terwijl mijn Mensheid bijna vernietigd werd om de mensheid der schepselen te vernieuwen – om hen nieuw te maken, vol leven, vol eer en glorie in het eeuwig leven. Wat had Ik nog meer kunnen doen dan wat Ik deed?”



deel 7 – 20 januari  1907

Leven in de Goddelijke Wil is de grootste heiligheid die men na kan streven.

Na het lezen van de levens van de heiligen, die verlangen naar lijden of om klein te zijn, dacht ik bij mezelf: “Welke weg naar heiligheid zou het beste zijn voor mij om te kunnen navolgen?”
Niet in staat om dit te besluiten voelde ik me bedrukt. Om voorts vrij te zijn van deze gedachten en alleen te denken aan de liefde voor Jezus, zei ik bij mezelf: “Ik wil naar niets anders streven dan Hem alleen beminnen en volmaakt zijn Wil te vervullen”.

Terwijl ik verzonken was in deze gedachte zei mijn gezegende Jezus: “En Ik heb je hier lief in mijn Wil. Weet je niet dat als het tarwezaad niet onder de aarde begraven wordt en geheel sterft, het geen nieuw leven kan voortbrengen, en zich niet vermenigvuldigt? Hieruit volgt: omdat de ziel niet begraven wordt in mijn Wil en omdat ze niet helemaal sterft aan zichzelf door haar wil in te voegen in de Mijne, kan ze geen nieuw goddelijk leven voortbrengen samen met al de deugden van Christus – waarin ware heiligheid is vervat. Om deze reden moet mijn Wil het zegel zijn waarmee heel je innerlijk en je uiterlijk wordt bestempeld; en als alles in jou is vernieuwd zul je ware liefde vinden. Dit is het toppunt van heiligheid waarnaar het schepsel kan streven”.





deel 7 – 21 januari  1907

Wie voortdurend de ingesteldheid heeft om Jezus te beminnen, kan nooit een doorn zijn die Hem kwelt. Liever gezegd, zij zijn altijd bij Hem als een ondersteunende, troostende liefhebbende en kalmerende stimulans.

In mijn gebruikelijke toestand zei ik in mijn binnenste: “Heer, laat me U helemaal toebehoren, dat ik altijd, altijd met U samen mag zijn en dat ik nooit van U gescheiden wordt.
Als ik in U ben, maak me dan niet tot een doorn die U verbittert of dat ik U hinder of overstuur maak. Geef echter, dat ik een prikkel voor U ben om U te ondersteunen als U moe bent en benauwd – en om U te troosten als U bedroefd bent – om U blij te maken als U walgt van andere schepselen.

Toen ik dit zei, zei mijn gezegende Jezus: “Mijn dochter, wie voortdurend de instelling heeft Mij te beminnen is altijd bij Mij en kan nooit een doorn zijn die Mij kan doen walgen. Zij zijn eerder een stimulans die Mij ondersteunt, Me troost, Me liefkoost en Me kalmeert. Dit komt omdat ware liefde de kracht heeft om de persoon die wordt bemind gelukkig te maken.
Voorts zal iemand die Me altijd liefheeft Me nooit kunnen mishagen of Me doen walgen, want liefde neemt heel de persoon in beslag. Daar komt bij dat het schepsel dingetjes zou kunnen doen die Me mishagen, maar de ziel zelf merkt het niet – en de liefde heeft de taak haar te zuiveren, zodat Ik altijd mijn vreugde vind in haar”.


deel 7 – 25 januari  1907

Jezus verbergt zichzelf en zijn plannen voor Luisa, omdat zij door zijn verontwaardiging tot rust te brengen, zou voorkomen dat Hij zou doen wat Hij wilde doen.

Ik bracht mijn dagen door in bitterheid, door het bijna voortdurende gemis van de gezegende Jezus. Af en toe vertoonde Hij zich, als een lichtflits, voor even. Direct daarna verbergt Hij zich in mijn binnenste in diepe stilte en zo goed verborgen dat ik niet kan zien dat Hij daar verblijft. Waarna ik Hem, na zo lang wachten, weer zag – maar Hij was erg bitter en stil. Ik zei Hem: “Zeg me tenminste wat U zo veel doet lijden”.

Toen zei Hij met tegenzin en alleen om mij een plezier te doen: “Oh, mijn dochter, je besef niet wat er gaat gebeuren. Bovendien zou je, als Ik het je liet weten, mijn verontwaardiging tot rust brengen; en dan zou Ik niet doen wat Ik wilde doen. Dit alleen is de reden waarom ik zwijg.
Wees kalm als het gaat over hoe Ik in deze korte tijdspanne met je om ga. Houd moed, het zal heel bitter voor je zijn. Gedraag je als een groot atleet, steeds edelmoedig levend en stervend in mijn Wil, zelfs zonder een traan”.
Na deze woorden verborg Jezus zich zelfs nog dieper in mijn binnenste, liet me verbijsterd achter, niet in staat te huilen om het gemis.

Alleen uit gehoorzaamheid schrijf ik op dat ik, vanaf vóór de maand januari tot nu toe, mij continu buiten mezelf bevind. Misschien is dit enkel een droom; maar het komt me voor dat ik verlaten plaatsen zag, steden als woestijnen, hele straten zonder voetgangers en vele doden. Mijn ontzetting is zo groot dat ik versuft ben; en ik zou willen dat ik mijn goede Jezus zou kunnen nadoen en ook zwijgzaam en stil kon blijven.
De reden voor dit alles kan ik niet uitleggen. Jezus, mijn licht, heeft me niets gezegd en ik schrijf dit alleen op uit gehoorzaamheid.
Deo gratias (God zij dank)

deel 7 – 20 februari  1907

Wie Gods genade niet beantwoorden leven als roofvogels. Zij beroven, ontkennen en beledigen God.

Nog steeds voortdurend in stilte breng ik de dagen door in grote bitterheid. Het leek of mijn innerlijk door de bliksem getroffen was. Ik kon niet voor- of achteruit. Ik weet zelfs niet wat er is gebeurd in mijn binnenste en ik geloof dat het beter is te zwijgen dan te willen spreken. Toen mijn gezegende Jezus vanmorgen kwam zei Hij: “Mijn dochter, wie mijn genade niet beantwoordt leeft als een roofvogel. De ziel leeft zo van plunderingen. Zij steelt mijn genade, erkent Mij niet en tenslotte beledigt ze Mij”.

deel 7 – 2 maart  1907

Er is niets van groter waarde dan dat iemand uit vrije wil lijdt uit liefde tot God en zijn naaste. Hoe dit het lijden van alle anderen samen overtreft.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand ontdekte ik dat er in mijn stad een epidemie heerste – die op andere plaatsen veel dodelijke slachtoffers maakte – en ik vroeg onze Heer dat Hij me de gunst zou verlenen om slachtoffers te sparen en mij zou doen lijden in hun plaats. Toen ik dit gezegd had gaf Jezus me inderdaad lijden. Toen zei Hij me: “Mijn dochter, lang geleden zei Ik al dat de dood van één iemand nodig was om steden te redden. Dit was de waarheid maar werd in die tijd niet begrepen. In alle tijden was het daarom nodig dat één iemand lijdt voor het heil van de overigen. Om aanvaard te worden moet die zich vrijwillig aanbieden, enkel uit liefde tot God en zijn naasten. Dit lijden kan men niet gelijk stellen aan dat van alle anderen samen. Nog sterker, het overtreft alles en er is niets wat even waardevol is. Geloof je dat jouw lijden volmaakt is? Nee, het is niet volmaakt, maar als Ik het allemaal opschort, hoe zouden al die steden eindigen? Oh, wee hen, alles zou slechter worden”.


deel 7 – 13 maart  1907

Luisa smeekt Jezus dat haar mama als ze sterft niet naar het vagevuur gaat maar recht naar het Paradijs. Ze vraagt dat Hij haar, in plaats van haar mama, laat lijden en boete laat ondergaan die zij verschuldigd is.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand liet de lieflijke Jezus zich één dezer dagen aan mij zien. Hij liefkoosde me en kuste me. Intussen maakte Hij me duidelijk dat Hij, omdat mama erg ziek was, haar weg zou nemen. Dus zei ik Hem: “Mijn Heer, U wilt haar en ik geef haar aan U. Toch wil ik niet dat U haar wegneemt. Voor ik haar aan U geef, wil ik gecompenseerd worden voor wat ik U geef. En als beloning wil ik dat U haar recht naar het Paradijs laat gaan zonder vagevuur. Bovendien wil ik dit ten koste van mijn eigen pijn zodat ik lijd en boete doe in haar plaats”.

Toen zij de gezegende Jezus: “Mijn dochter, laat Me dat doen”. Ik ging door met vragen en smeken en zei: “Lieve Geliefde van mij, hoe zou ik mijn mama kunnen zien lijden in het vagevuur? Zij die vanwege mij zoveel heeft geleden en zoveel tranen heeft vergoten. Het is de zwaarte van de dankbaarheid die mij voortstuwt en dwingt. Doe wat U wilt in alle andere dingen; maar wat dit betreft geef ik niet toe. U zult me toch gelukkig maken en doen wat ik verlang, hè!” Waarop Hij antwoordde: “Mijn geliefde, wees niet zo lastig. Je bent onvermoeibaar en in je onvermoeibaarheid – en door zo veel te vragen – dwing je Mij om je je zin te geven”.

Dienovereenkomstig gaf Jezus me niet precies antwoord op alles wat ik Hem zei; en ik huilde als een kind. Ik bleef maar vragen en bood Hem – van minuut tot minuut, van uur tot uur – alles aan van zijn Passie en paste dit alles toe op de ziel van mijn mama opdat zij gezuiverd zou worden en mooier gemaakt. Op deze wijze zou zij verkrijgen wat ik voorstelde.

Mijn tranen drogend vervolgde Jezus: “Mijn geliefde, huil niet. Je weet dat Ik zo veel van je hou. Zou Ik je geen plezier kunnen doen. Kijk vanwege het voortdurend opdragen van mijn Passie, heb Ik niets verloren laten gaan van alles wat Ik leed om je mama goed te doen. Haar ziel is ondergedompeld gebleven in een onmetelijke zee; en deze onmetelijke zee, maakt haar schoon, verfraait haar, verrijkt haar en zet haar in het volle licht. Bovendien zal Ik je om je te verzekeren dat Ik je 'n plezier wil doen, verrassen, als ze sterft, met vuur waardoor je het gevoel krijgt dat je verbrandt”.

Hij liet me tevreden achter, maar niet overtuigd, omdat Jezus me in werkelijkheid niet had verzekerd dat Hij haar rechtstreeks in het Paradijs zou opnemen.
deel 7 – 9 mei  1907

Dood en vagevuur van Luisa's ouders.

Het is een maand geleden sinds ik heb geschreven. Met grote tegenzin en alleen uit gehoorzaamheid ga ik weer schrijven. Hoe bezwaard voel ik me! In gedachten zei ik tot Jezus: “Zie toch eens hoeveel ik U liefheb en hoe mijn liefde groeit, want alleen vanwege mijn liefde voor U onderwerp ik me aan dit zware offer. Hoe moeilijker het is des te beter kan ik U duidelijk maken dat ik U liefheb”. Ik herinner me alle gebeurtenissen bovendien niet goed. Ik zal alles vertellen wat er gebeurde vanaf het moment dat ik Jezus vroeg mijn mama recht naar de Hemel te laten gaan – zonder vagevuur. Ik ben echter een beetje verward in mijn hoofd.

Nadien, op 19 maart, het feest van St. Jozef – ik bevond me in mijn gebruikelijke toestand – ging mijn mama over naar het volgende leven, naar de eeuwigheid. Vervolgens liet de gezegende Jezus me zien hoe Hij haar wegnam en Hij zei: “Mijn dochter, de Schepper neemt zijn schepsel weg”. Op dat ogenblik voelde ik me verteerd van binnen en van buiten door zo'n intens vuur dat ik mijn ingewanden en mijn hele lichaam in brand voelde staan. Als ik iets at, veranderde dat in een inwendig vuur en ik werd gedwongen om over te geven zo gauw ik at. Dit vuur verteerde me, maar het hield me in leven. Oh, hoe goed begreep ik wat het verslindende vuur van het vagevuur is, dat leven schenkt en toch verteert. Het werkt als voedsel, water, dood en leven! Ondanks alles was ik gelukkig in deze toestand. Omdat ik echter niet gezien had waarheen Jezus mijn mama mee had genomen was mijn geluk niet volkomen. In mijn lijden vroeg ik me af wat het lijden van mijn mama was, of zij nog steeds in het vagevuur was.
In die dagen liet Jezus me niet alleen en toen ik Hem zag weende ik en zei: “Mijn zoete Liefde, waarheen hebt U haar meegenomen. Ik ben gelukkig dat U haar weggenomen hebt, maar als ze niet bij U is, kan ik dat niet verdragen. Ik zal blijven huilen tot U me antwoordt”.

Het leek of Jezus mijn huilen aangenaam vond. Hij droogde mijn tranen en zei: “Mijn dochter, wees niet bang. Wees kalm en als je gekalmeerd bent zal Ik je haar tonen. Je zult heel gelukkig zijn. Daar komt bij dat het vuur dat je voelt zal dienen als bewijs dat Ik je tevreden heb gesteld”. Toch bleef ik huilen, vooral als ik Hem zag. Dit kwam omdat ik van binnen voelde dat er iets ontbrak aan mijn mama's zaligheid. Voorts huilde ik zoveel dat mensen die op bezoek kwamen en me ze zagen huilen dachten dat ik weende omdat ik zo dol op haar was en dat ik haar verloren had. Bovendien ergerden ze zich bijna bij het idee dat ik me niet neerlegde bij Gods Wil terwijl ik er op dat zelfde moment meer dan ooit in zwom.

Ik nam echter geen toevlucht tot welke menselijke rechtbank dan ook, omdat zij alle onbetrouwbaar zijn maar alleen tot de goddelijke omdat die de waarheid is. Bovendien oordeelde Jezus me niet. Daarentegen had Hij medelijden met me en om me te steunen kwam Hij meer, maar gaf me daardoor meer gelegenheid om te schreien. Als Hij immers niet gekomen was zou ik ook niemand gehad hebben om bij te schreien om te bereiken wat ik wilde.

Na een aantal dagen kwam mijn goede Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, alsjeblief, laat je troosten. Ik wil je zeggen en laten zien waar je moeder is. Daar je, zelfs vóór en nadat Ik haar tot Me nam, voortdurend voor haar heil alles hebt opgedragen van mijn verdiensten, wat Ik deed en leed tijdens mijn leven, mag zij nu delen in alles wat mijn Mensheid deed en genoot. Mijn Godheid blijft niettemin nog steeds verborgen. Het vuur waardoor jij leed en je gebeden hebben gediend voor de bevrijding van je moeder van alle zintuiglijke pijn waar iedereen mee te maken krijgt. Dat komt omdat mijn rechtvaardigheid die door jou eerherstel kreeg dit nu niet van beiden hoefde te krijgen”.
Op dat moment kwam het mij voor dat ik mijn mama kon zien in een onmetelijkheid zonder grenzen. In deze onmetelijkheid waren er net zoveel vreugden en verrukkingen als er woorden gedachten, verzuchtingen, werken, lijden en hartkloppingen waren en alles wat de allerheiligste Mensheid van Jezus bevatte. Ik begreep ook dat de heilige Mensheid van Jezus een ander paradijs voor de zaligen is en dat iedereen, om het paradijs van de Godheid te kunnen binnengaan eerst door het paradijs van de Mensheid van Christus heen gaat.

Daar komt bij dat dit voor mijn moeder een zeer uitzonderlijk voorrecht was, voorbehouden aan slecht enkelen, dat zij het andere vagevuur niet heeft doorgemaakt. Ik begreep ook heel goed dat zij niet gekweld werd maar vreugdevol was. Haar geluk was echter niet volmaakt, maar gedeeltelijk. Toen ging mijn lijden twaalf dagen lang door, zo hevig dat ik op het punt stond te sterven. Toch kwam de gehoorzaamheid tussen beide om deze kleine dunne levensdraad die overbleef niet te laten breken. Toen keerde ik terug naar mijn natuurlijke toestand. Ik weet niet waarom de gehoorzaamheid tussen beide kwam om mij niet naar de Hemel te laten gaan.

Waarop mijn goede Jezus mij zei: “Mijn dochter, de zaligen in de Hemel geven Mij veel glorie door de volmaakte vereniging van hun wil met de mijne, omdat hun leven een weergave is van mijn Willen. Er is zoveel harmonie tussen hen en Mij dat hun adem, hun ademhaling, beweging, vreugde en alles wat hun zaligheid uitmaakt een effect is van mijn Wil.

Daarom verenigt de ziel die nog pelgrim is, zich zo met mijn Wil dat zij zich nooit van Mij losmaakt. Haar leven is van de Hemel en Ik krijg van haar dezelfde glorie die Ik krijg van de zaligen, Bovendien schep Ik meer vreugde en voldoening in haar. Wat de zaligen in de Hemel immers doen, doen zij zonder te offeren en met vreugde. De pelgrimzielen daarentegen doen alles als offer en al lijdend. Bovendien schep Ik veel welbehagen en vreugde in waar geofferd wordt. Door in mijn Wil te leven vormen de zaligen zelf samen met Mij zelfs één zelfde leven: en dus delen zij ook in de vreugde die Ik heb in de pelgrimziel”.

Ik herinner me een andere gelegenheid, toen ik bang was dat de toestand waarin ik me bevond het werk van de duivel was, dat de goede Jezus zei: “Mijn dochter, de duivel weet ook hoe hij moet spreken over deugden. Terwijl hij echter spreekt over een deugd laat hij tezelfdertijd in de ziel afkeer en haat achter voor diezelfde deugd. Op deze wijze ervaart de ziel tegenspraak in zichzelf en geen kracht om in praktijk te brengen wat goed is.
Als Ik spreek is daarentegen mijn Woord dat waarheid is, vol leven – en niet steriel maar vruchtbaar. Daarom beziel Ik, als Ik spreek, met liefde en deugd; en Ik breng deze zelfde deugd tot stand in de ziel. Dat komt omdat de Waarheid kracht is, licht en steun en een tweede natuur voor de ziel die zich laat leiden door de Waarheid”.

Laat nu tien dagen na de dood van mijn moeder mijn vader ernstig ziek worden. Daarop liet de Heer mij verstaan dat ook hij zou gaan sterven. Toen droeg ik dit al bij voorbaat op aan de Heer; en ik herhaalde alles wat ik voor mijn moeder had gedaan zodat ook mijn vader niet naar het vagevuur zou gaan.

De Heer toonde zich echter erg onwillig en luisterde niet naar me. Ik was erg bang ofschoon niet om de redding van mijn vader. Dat was omdat de goede Jezus me een plechtige belofte had gedaan, bijna vijftien jaar geleden, dat van al degenen die tot mijn familie behoorden niet één verloren zou gaan. Dientengevolge maakte ik me geen zorgen om zijn redding; maar ik was erg bang voor 't vagevuur. Ik wilde voortdurend met Hem praten, maar de goede Jezus kwam maar zelden. Alleen de dag na mijn vaders ziekte die veertien dagen duurde terwijl mijn vader stervende was, liet de gezegende Jezus zich zien – zeer welwillend en gekleed in 't wit alsof Hij klaar stond voor een feest. Waarop Hij zei: “Vandaag wacht ik op je vader. Om wille van jou echter zal Ik hem niet tegemoet treden als een rechter maar als een welwillende vader. Als zodanig zal Ik hem in mijn armen sluiten om hem te verwelkomen”. Ik drong aan vanwege het vagevuur maar Jezus besteedde geen aandacht aan mij en verdween.
Toen mijn vader gestorven was, voelde ik geen nieuw lijden zoals bij mijn moeders dood. Daarom begreep ik vervolgens dat mijn vader naar het vagevuur was gegaan. Ik bad en bad maar Jezus liet zich enkel zien in een flits zonder mij ergens tijd voor te geven. Daarop kon ik zelfs niet huilen omdat ik niemand had om bij uit te huilen want de enige die me kon horen huilen, ging mij uit de weg. Aanbiddelijk oordeel van God op zijn manier.

Na twee dagen van inwendige pijnen zag ik de gezegende Jezus. Toen ik Hem vroeg over mijn vader hoorde ik die achter Jezus' rug; en ik hoorde mijn vader om hulp vragen door tranen neergeveld. Op dat ogenblik echter verdwenen zij. Ik bleef achter met veel pijn in mijn ziel maar ik bad en bad.
Na zeven dagen zag ik mezelf terwijl ik buiten mezelf was, in een kerk waar veel zielen uit het vagevuur waren. Ik vroeg onze Heer om mijn vader tenminste zijn vagevuur te laten beleven binnen in die kerk. Ik kon nl. zien dat de zielen uit het vagevuur in de kerken voortdurend getroost werden door de gebeden en missen die in die kerken worden opgedragen en zelfs nog meer door de werkelijke aanwezigheid van Jezus in het H. Sacrament die voor hen een voortdurende troost is. Op dat ogenblik zag ik mijn vader die een eerbiedig voorkomen had en onze Heer plaatste hem naast het tabernakel. Bij het zien hiervan werd de pijn in mijn hart minder.

Ik herinner me vaag dat Jezus me de volgende dag de kostbaarheid van het lijden deed verstaan en ik vroeg Hem iedereen duidelijk te maken wat een groot goed er in het lijden huist. Toen zei Hij: “Mijn dochter, het kruis is een vrucht die aan de buitenkant vol doornen en scherpte zit. Neem echter de doornen en de schil weg dan zit er binnenin een kostelijke en uitzonderlijke vrucht die alleen hij kan ontdekken die het geduld heeft om het leed van de doornen te verdragen. Zij alleen kunnen het geheim van dit wonder en de smaak van deze vrucht ontdekken. Wie die heeft genomen en dit geheim heeft ontdekt zal dit liefdevol en begerig bewaren en deze vrucht zoeken zonder te letten op de doornen. Al de anderen kijken naar deze vrucht met minachting en versmaden die”.
Ik zei tot Jezus: “Mijn lieve Heer, wat is het geheim van de vrucht van het kruis?” En Hij: “Het geheim van de eeuwige zaligheid in deze vrucht van het kruis zit in de vele munten die dienen om de Hemel binnen te komen. De ziel maakt zichzelf met deze munten rijk en eeuwig gezegend”.
Al het andere wat ik me herinner is heel vaag en ik voel me zo ongeordend in mijn brein. Daarom ga ik verder.


deel 7 – 30 mei  1907

Gebed is een enkelvoudig punt zodat men als men voor zichzelf bidt, bidt voor iedereen.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik even mijn gezegende Jezus. Ik bad tot Hem voor mezelf en voor de anderen. Ik had er echter wat moeite mee wat ongebruikelijk is omdat ik dacht dat ik niet zoveel zou kunnen verkrijgen als ik alleen voor mezelf bad.
Toen zei de goede Jezus: “Mijn dochter, gebed is één enkel punt. Bovendien kan het alle andere punten verzamelen omdat het slechts één punt is. Dus kan men veel bereiken als men alleen voor zichzelf bidt en men kan net zo veel bereiken als men voor anderen bidt. Het resultaat is één”.



Einde deel  7